Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

ZEFIER (eerste deel)

Tussen heel hoge bergen was een mooi dal met prachtige korenvelden en grote boomgaarden. De mensen die daar in het vredige dorpje leefden, waren heel gelukkig en zouden nooit naar een andere woonplaats willen. Elk jaar hadden de boeren een rijke oogst. Tja, vaak is het in de bergen te koud om er koren en fruit te telen.
Maar het dal uit deze geschiedenis had wel iets heel bijzonders. Als je tegen de ene steile berghelling opkeek, zag je helemaal bovenaan een machtige gletsjer. Bij zonsopgang en zonsondergang was die brede ijsrug vol purperglans, waar zilver- en goudkleurige strepen doorheen gleden!
De mensen wisten dat in die gletsjer een berggeest woonde. Dankzij dat wonderlijke wezen groeide en bloeide alles bij de boeren zo mooi.
Op lente- en zomeravonden zweefde die geest door het dal. Al mocht er helemaal geen wind zijn, als hij in de buurt was, hoorde je een ruisende zucht. Daarom noemde iedereen hem "Zefier." De mensen die 's avonds buiten liepen, zagen Zefier soms voorbijgaan als een kleine, oranjeroze nevel. Overal waar de geliefde berggeest kwam, kregen bomen en gewassen des te grotere bloeikracht.

's Winters rustte Zefier onderin zijn gletsjer, waar hij een heel mooie ijskamer had, met wanden van flonkerende diamanten. Dan lag hij meestal te soezen. Een heel enkele keer vloog het glanzende neveltje over de sneeuwvelden rondom het dorp, ging dan ook naar de huizen toe en keek door de ramen naar binnen. Met groot genoegen hoorde hij de mensen zingen in hun warme, gezellige huiskamer. Ze zongen liederen ter ere van Zefier. Mooie woorden en klanken dankten voor zijn zegenrijk werk.

Het voorjaar naderde.
Door de sneeuw liepen stoere mannen en vrouwen naar boven. Er gingen ook nog enkele kinderen mee, die buitengewoon flink waren. Heel wat voeten tikten op het ijs van de gletsjer. Iedereen stond stil en begon te zingen. Er schalden verzen om Zefier blij te maken.
De mensen dachten:
"Onze zang zal de goede berggeest sterken. Als de lente straks komt, zal hij zijn werk met meer zorg en vreugde doen dan ooit tevoren."
Tenslotte waren alle kelen moe en konden bijna geen geluid meer maken. Bons, bons, sssjrt, sssjrt, sjokten al die zangers over het ijs en door de sneeuw weer naar beneden.

Milde lentegeur waaide over velden en door bossen van het dal. Dat beloofde al veel voor de bloemen en bijen.
Het was wel vreemd dat vaders, moeders en kinderen door het bos liepen en zochten, almaar zochten... Zouden ze tussen de struiken het geruis van Zefier horen? Of zou vanachter hoge sparren het oranjeroze neveltje tevoorschijn komen? Eén ding was zeker: Zefier vertoonde zich niet meer bij het dorp!
Dit voorjaar hadden de appel- en perenbomen dan ook heel weinig bloesem. Het pas gezaaide graan groeide erg langzaam. Je zag hier en daar wat miezerige sprietjes op de akkers...
Iedereen wist dat Zefier ook niet meer in zijn gletsjer was. Want die gletsjer glansde niet meer zo mooi in het zonlicht als vroeger. Wel was er vaak nevel in het dal of gierde de wind. Maar Zefier _ nee, die was daar nooit meer bij!

Koen en Helga, twee jonge mensen, die binnenkort met elkaar zouden trouwen, liepen naar de hoge bergtop, waar altijd sneeuw lag. Allebei droegen ze een grote rugzak.
"We zullen zoeken op alle toppen en in alle ravijnen," zei Koen op ferme toon.
"Ja, vinden zullen we onze Zefier," antwoordde Helga zelfverzekerd.
De hele dag klauterde het tweetal over rotsblokken en sprong over klaterende beekjes. Tegen de avond waren ze vlakbij de hoge sneeuw die nooit smelt.
Koen stak een lantaarn aan en haalde een tentje uit zijn grote rugzak. Enkele ogenblikken later lagen ze allebei in hun slaapzakken, goed beschermd tegen de koude bergwind.
"Hoor dat geluid in de verte," zei Helga, terwijl ze een boterham at. "Dat klinkt als gejammer. Misschien is het wel Zefier, die hier ergens ligt te klagen, ver van zijn gletsjer."
Koen lachte: "Het kunnen net zo goed marmotten zijn. Die roepen vaak zo schel en hoog."

De volgende ochtend keek Zefier vanaf die sneeuwtop naar beneden. Al wekenlang had hij zich hier schuilgehouden.
"Ach, daar zie ik Koen en Helga, waar ik vroeger heel wat keren langs ben gezweefd," dacht de nu zo verbitterde geest. "Gauw maken dat ik wegkom!"
Zefier steeg op. Daarbij zag hij eruit als een gele, dreigende bliksemflits.
"Meteen naar huis terug!" gilde Helga angstig.
"Je hebt gelijk," zei Koen. "Er komt vast onweer. Dan is het hoog in de bergen levensgevaarlijk." Ook al waren de rugzakken flink zwaar, Koen en Helga renden als gemzen naar hun dorp terug.
Zefier vloog hoog boven het dal, waar hij altijd zo gelukkig was geweest.
"Vreselijk, ik zie hoe de akkers en boomgaarden nu door mij zijn verwaarloosd," dacht hij vol spijt. "Maar ik durf er niet meer te komen."
Zefier zweefde verder, naar de allerhoogste toppen van het gebergte. Daar ging hij op een loodrechte rotswand af, en verdween in een koude, donkere ijsgrot.

(wordt vervolgd)

Schrijver: Han Messie, 12 mei 2012


Geplaatst in de categorie: milieu

3.7 met 3 stemmen 117



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)