Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

DE PAARSE STERRENGLANS (eerste deel)

Heel, heel ver van de aarde en de zon, ergens in het luchtruim, woonden een paar feeën. Ja, hoe leefden ze?
Die wonderlijke vrouwen leefden bij een groep sterren. Ze liepen heen en weer op deze hemellichamen, en sliepen er ook op. Vaak zweefden de feeën door het heelal. Dan toverden ze weleens. Uit luchtnevels en zwevende sterren toverden ze heerlijk eten. Dat was fijn gebak en zoete drank.
In heldere nachten lieten de feeën hun woonsterren nóg mooier schitteren dan gewoonlijk. Ze zwaaiden met hun toverstafjes en daardoor kregen de sterren geweldige gouden en zilveren stralen. Wat zag de nachtelijke hemel er feestelijk uit! Wie dat had kunnen zien, had zeker graag bij de feeën willen wonen...

Ergens anders in het luchtruim hielden wat elfjes verblijf. En die hadden óók hun eigen sterren.
's Nachts als die elfjes rondvlogen, kwam er een paarse glans over de sterren die van hen waren. En dat zag je op heel grote afstand. Daarom zagen de feeën die paarse sterrenglans.
"Die elfjes hebben zulke wonderlijke, paarse sterren, wanneer ze door de lucht zweven," zei de oudste van de feeën. "Weet je wat, we moesten maar eens naar hen toe gaan. Dan vragen wij de elfjes iets van hun paarse sterrenglans aan ons te geven. Als ze dat niet willen doen, dwingen we hen wel daartoe.
Wij kunnen natuurlijk heel wat meer dan die elfjes; wij zijn veel machtiger. Elfjes kunnen alleen maar een een beetje toveren om voor hun eten te zorgen."
Alle feeën gingen naar de sterren van de elfjes. Pijlsnel suisden ze door de donkere lucht. Spoedig naderden ze de prachtige, paarse glans.
Daar had je de elfjes, die luid zingend heen en weer vlogen. In hun fijn gevormde handen hielden ze kristallen bekertjes. Die kleine wezentjes smulden van een heerlijke, hemelse drank.
De elfenkoningin ging bovenop een paarse ster staan.
"Wat verlangen de feeën van ons?" vroeg ze vriendelijk.
De feeën gingen keurig op een rij staan.
"Elfenkoningin, wij hebben dikwijls met bewondering naar de mooie glans van jullie sterren gekeken. Wij wilden graag iets van deze mooie, paarse kleur meenemen, naar onze sterren. Mag dat?" sprak de oudste van de feeën.
De elfjes keken allemaal verschrikt. De elfenkoningin vroeg op een beetje kwade toon:
"Zijn jullie feeën niet erg knap? Kunnen jullie zelf geen paarse glans tevoorschijn toveren?"
De oudste fee schaamde zich een beetje, maar zei duidelijk:
"Ja, wij kunnen goed toveren. Wij geven wondermooi goud en zilver aan onze eigen sterren. Maar zo'n paarse glans eraan geven? Dat is één van de weinige dingen die wij niet kunnen."
"Tja, maar jullie feeën hebben al zo geweldig veel," zei een erg verstandig elfje. "Waarom zouden jullie nog iets van ons elfjes mee willen nemen? Van ons, die zoveel minder hebben dan jullie?"
De feeën begonnen hun geduld te verliezen. Ze stelden voor om wat van hun gouden en zilveren stralen aan de elfjes te geven. Dat wilden ze zeker graag geven, als ze maar wat van die paarse glans mee mochten nemen.
Nee, de elfjes wilden dat in geen geval. Want die mooie glans van hun sterren was nergens anders in het heelal te vinden. Ze waren er reuze trots op.
"Maar toch willen we beslist wat van jullie paarse sterrenglans meenemen," zei de oudste van de feeën. "Als jullie die niet aan ons willen geven, zullen we jullie betoveren."
"Misschien wel in vuurbolletjes veranderen," dreigde een andere fee.
"Of willen jullie liever vallende sterren worden?" vroeg een derde.
"Een muggenleventje is ook best iets voor die gierige elfjes," lachte een vierde.
De elfjes waren bang, maar hielden voet bij stuk. Hun paarse glans wilden ze niet weggeven.
"Wij feeën, we gaan wat ondernemen!" schreeuwden de boze vrouwen tegen elkaar. De feeën hieven allemaal hun armen op en prevelden onverstaanbare spreuken.
Opeens kleefden alle elfjes aan elkaar vast. Ze konden zich onmogelijk meer losmaken. Tegelijk kregen ze jeuk en ook erge dorst.
"Blijven jullie maar gezellig zo aan elkaar vastzitten," gniffelden de feeën treiterend. "We zullen straks wel eens zien of jullie wat guller zijn geworden."
De feeën gingen weg. De elfjes bleven achter, konden zichzelf niet bevrijden, kregen steeds meer jeuk en dorst.
Ze kreunden van ellende, wrongen zich wanhopig tegen elkaar aan. Wat stond hun nu te wachten? Moesten ze altijd maar als zo'n kluwen van vastgeklitte elfjes verder leven? Wat een vreselijk vooruitzicht!
"Tóch, misschien," lachte het slimste elfje zachtjes. "Ja, misschien weet ik wel wat ,"fluisterde ze. "Als de feeën terugkomen, zal ik hun wel iets op de mouw spelden. Dan zullen ze vast bang worden en ons weer losmaken."
"Ik hoop dat het je lukt," antwoordde het elfje dat aan haar vastzat. "We kunnen niet eeuwig zo blijven. Ai, hadden we maar iets te drinken!"
De elfjes hielden het haast niet meer uit van de dorst. Ze begonnen elkaar te krabbelen tegen de jeuk.


(wordt vervolgd)

Schrijver: Han Messie, 10 februari 2013


Geplaatst in de categorie: overig

1.5 met 2 stemmen 117



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)