Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Wat zijn dieren toch lief voor elkaar

Wat voel ik mij toch eenzaam in mijn huisje dichtbij de hei. De hele dag geen mens gezien. Gelukkig heb ik nog mijn trouwe vriend Bonky, mijn lieve hond. Om de haverklap werd het donker en met een storm wind hagelde het. De hei achter mij werd spierwit en dat in april en koud dat het was, nog geen tien graden. Toen het opeens stormde was ik bang dat de populieren achter mijn huis zouden omwaaien. Bonky kwam al naar mij toe, en zei:
''Ouwe, ga niet dicht bij het raam zitten. Straks valt een boom op je huis en leg je voor pampus op de grond. Jij bent de enige die mij te eten geeft, dus kan ik je niet missen.''
''Oké Bonky, het is bar en boos, hé? Wil je er nog uit, Ja hé?''

Hij gaf met zijn kop een ja-beweging, want hij moest duidelijk zijn behoeften doen. Hij is nu zes jaar en een heel lief en oersterk. Wanneer hij naast mij op de grond zit terwijl ik zit te eten probeer ik hem wel eens weg te duwen, maar dat lukt niet. Hij zat al in de gang op mij te wachten. Opeens een harde klap op de stenen grond voor het huis, een dakpan lag in diggelen. Bloedlink hier met die zware storm. Ik trok mijn regenjas aan en deed de halsband om zijn dikke nek. Hij keek mij tevreden aan.
''Je bent een goeie kerel'', zei hij. Meestal loop ik met de hond over het zandpad naar het bos achter mijn huis, maar nu nam ik een andere weg. Wij moeten geen boom op onze kop krijgen.

Eenmaal buiten begon hij al aan mij te trekken, zo blij was hij weer buiten te zijn, in de frisse lucht en de kletterende regen op zijn lijf. Bij elke windstoot had ik de grootste moeite vooruit te komen, maar mijn oersterke maat niet. Die keek af en toe om en keek mij tevreden aan. Meestal doet hij zijn behoeften tegen een boom, maar er was langs dit pad in de polder geen boom, wel struikgewas.
''Poep daar maar'', zei ik tegen hem.
''Doe ik ouwe'', en hij produceerde een enorme bout.

Na een kwartier tegen de wind inlopen keerde ik om, maar Bonky wilde verder, zo fijn vond hij het in de storm.
''We gaan terug lieve hond, ik word erg moe.''
Hij luisterde meteen, en zei:
''Oké baas'', en nu vlogen wij bijna vooruit. Ik zag hem genieten en hij kwam mij knuffelen. Wat zou ik zonder hond zijn, dacht ik.

Opeens bleef hij bij een zij pad staan en begon te blaffen. Ik zag waarom hij blafte, want ongeveer honderd meter verderop zat een zwaan op de weg. Hij wou er naar toe, maar ik zei:
''We gaan naar hem toe, maar je doet hem geen kwaad, hoor. Je weet, dat ik een dierenvriend ben en ik lid ben van de dierenpartij. Hij keek mij met zijn kop schuin aan, en zei:
''Weet ik baas, ik doe niemand kwaad, je kent me toch.''

De storm luwde niet en ik moest oppassen niet in de sloot naast de weg te waaien, maar mijn lieve hond had het allang in de smiezen en hield mij op de been. Hij was als eerste bij de zwaan en ik zag, dat het beest erg bang was voor de hond, maar ik vond het vreemd, dat hij niet wegvloog. Toen zag ik, dat zijn poot was gebroken.
''Wat is er aan de hand met je?'', zei ik tegen de zwaan.
Toen gaf hij huilend antwoord en vertelde, dat zijn vriend overreden was door een auto en was opgehaald door de dierenambulance. Ze lieten mij achter, maar ik ben ook gewond en kan niet lopen en vliegen en ik verrek van de honger.

De hond kreeg medelijden met de zwaan en knuffelde en likte hem. Nu was de zwaan niet bang meer en vroeg:
''Mijnheer, ik heb zo'n honger, kunt u wat waterplanten uit de sloot halen of een visje?''
''Moet ik het doen, Kees?'', zei Bonky.
''Doe maar'', en ik liet hem los.

Hij rende naar de sloot en kwam even later terug met een bek vol waterplanten en legde die voor de lange hals van de zwaan neer.
''Eet maar lekker op, lieve zwaan'', zei de hond. De zwaan gaf hem een kusje.
Ik dacht, die zwaan kan niet hier achterblijven. Ik zocht naar mijn mobieltje, maar niet te vinden. Ik werd wanhopig en de hond zag het.
''Wat zoek je, baas, je telefoon? Die heb ik meegenomen en hij zit in het tasje onder mijn halsband.''
Ik wist niet wat ik meemaakte, wat een intelligente en lieve hond, waren de mensen maar zo, dacht ik. Onze lieve Heer moet dat gezien hebben en de hond ingelicht hebben.

Ik pakte de telefoon en toen was mijn verbazing ten top gestegen, want Bonky zei:
''Moet ik bellen baas, ik weet het nummer uit mijn hoofd?''
''Doe maar.''
''Het gaat helaas niet baas, mijn voeten zijn kletsnat en zitten vol met zand.''
Toen zei de zwaan:
''Geef de telefoon maar aan mij, ik bel wel, mijn snavel is nog schoon.''

Ik huilde bijna, omdat de beesten zo lief en behulpzaam zijn voor elkaar. Even later kwam de dierenambulance en namen de twee stevige vrouwen de zwaan mee. Bonky gaf de zwaan nog een knuffel en de vrouwen vonden dat zo lief, dat ze hem een hondenbrok gaven.
''Hartstikke bedankt, hé'', riep hij de vrouwen na.

Schrijver: kees niesse, 26 april 2016


Geplaatst in de categorie: dieren

4.0 met 3 stemmen 89



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)