Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen over overig

HET SNEEUWSPOOK

Over de besneeuwde Alpentop woei een harde wind. Een groepje bergwandelaars, dat door die witte wereld liep, werd er bang van.
"Gauw naar beneden, naar het bos toe! Hier in de sneeuw kan zo'n sterke wind levensgevaarlijk zijn!"
De mensen renden weg. Het angstzweet viel van hun gezicht in de stuivende sneeuw. Die druppels werden opgemerkt door een demon, die aangevlogen kwam uit de kwalijke gewesten van het heelal.
De boze verschijning streek over dat vocht van de angst en verdween weer. De druppels kleefden aan elkaar. Uit hen werd een spook geboren! Het was wel een onzichtbaar spook, maar liet toch zijn aanwezigheid voelen!
Als er mensen door de sneeuw op de bergen liepen, merkten ze dat er een kille schaduw over hen heen viel. Die joeg hen plotseling angst aan. Ze haastten zich dan om af te dalen naar de veilige bergweiden.
Het sneeuwspook rustte vaak uit in een diepe rotsspleet. Daarbij dacht hij na over zijn bestaan.
"Ik meen een onschuldig sneeuwspook te zijn. Toch word ik door mensen gevreesd. Ik zal daarom eens op onderzoek uitgaan."

Er liep een jongen en een meisje gearmd naar de blinkende top. Het meisje schreeuwde opeens:
"Peter, meteen weer terug! Ik heb zo'n gevoel dat er gevaar op ons loert!"
Peter wilde Sophie niet tegenspreken. Ze zetten het op een hollen. Daar ging het, weg uit de sneeuw en over de bergweiden, naar het bos toe. Ze bleven rennen, voelden nog steeds angst en benauwenis. Ja, want het onzichtbare sneeuwspook achtervolgde hen almaar.
Het tweetal rende in zigzaglijn tussen de bomen van het bos door. Eindelijk waren ze in hun stadje, dat beneden in het dal lag. Ze verdwenen in het huis van Sophie.
Het sneeuwspook bleef buiten, zweefde over de straat. Het zag de mensen haastig stappen of zelfs hardlopen. Ze haastten zich om thuis te komen. Sommigen liepen snel een winkel binnen.
"Ach, ik blijf een schrikfiguur," dacht het sneeuwspook. "Wacht eens, daar zie ik een meisje, dat heel rustig voortgaat. Daarnaartoe!"
Het meisje, dat zich eerst niets van al die zenuwachtige mensen had aangetrokken, keek nu verschrikt om zich heen.
"Ik meen dat vanuit elk raam een ongure kerel naar mij gluurt. Kom, rennen maar! Ik ga meteen aan mijn werk!"
Het meisje rende de kleine schouwburg in. Het volgende ogenblik dweilde ze de gangen. Daar verdiende ze de kost mee. Angst voelde ze niet meer, wat te verklaren is.
Het sneeuwspook had gebruik gemaakt van zijn spookachtige gave om door muren heen te dringen. Hij was weggevlogen onder een stoel in de toneelzaal. Daarbij had hij zich zo klein gemaakt als een lucifervlammetje.
's Avonds was de zaal vol mensen, die hun bangheid van die middag weer vergeten waren. Geboeid keken ze naar het spel, dat zo kunstig werd opgevoerd.
De barones bij het voetlicht vergat al haar adellijke waardigheid, schreeuwde tegen haar butler:
"Norbert, hoe komt het dat de vloer van de vestibule zo smerig is!? Je had het allang schoon moeten maken!"
"Mevrouw de barones, mag ik het u uitleggen?" prevelde Norbert beschaamd.
"Meteen aan de gang!" krijste de barones.
Alle toeschouwers verkneuterden zich. Maar het sneeuwspook onder de stoel had heel andere gedachten:
"Daar wordt felle ruzie gemaakt. Ik zal mij eens bewijzen en ingrijpen."
Hij vloog naar het toneel toe, maakte zich heel groot en wond zich om barones en butler heen.
"Aaahh!" schreeuwden de dodelijk verschrikte toneelspelers. "Weg van hier!"
De twee renden de kleedruimte in, durfden niet meer op te treden. Geen enkele speler durfde meer het toneel op. Ze hadden het gevoel dat de dood hen allen omklemde.
Binnen enkele ogenblikken was de zaal helemaal leeg. Iedereen spoedde zich ijlings naar huis.
"Ik heb een einde aan de ruzie gemaakt," was de voldane gedachte van het sneeuwspook. "Maar het bevalt mij niets bij de mensen. Ik ga terug naar mijn sneeuwrijk."
Daar ging het weer door verschillende muren heen. Het sneeuwspook zweefde boven het stadje, de nachtelijke lucht in. Weldra zou hij zich weer op de sneeuwtoppen bevinden.
Op de donker bergweide was wat gaande. Een geitenhoeder rende wanhopig tussen zijn geiten heen en weer. Het leek wel of die dieren dol waren. Ze sprongen op en door elkaar heen, waren heel eigenwijs. Ze trokken zich niets van de kreten en klappen van hun baas aan. Maar opeens... Daar renden ze allemaal dezelfde kant op, pijlsnel. De hoeder kon zijn kudde niet bijhouden. Hij liep en sprong, zoals hij van zijn leven nog nooit gedaan had. Gelukkig! Daar stonden al die geiten bij hun stal, popelden om naar binnen te gaan.
Opgelucht opende Heinz, de hoeder, het staldeurtje. De geiten doken over elkaar heen en voelden zich blij in hun veilig tehuis.
Heinz voelde zich nog enigszins bezwaard. Gauw ging hij zijn gezellige woonhut in, die naast de geitenstal stond.
Ja, het sneeuwspook had zijn werk gedaan. De geiten had hij écht bang gemaakt door vlak boven hen te zweven. Daarbij was hij zo slim geweest om over Heinz een lichte vrees te brengen.
Nu keek hij door het raam van de hut.
"Hier zit ik heerlijk bij mijn knapperend haardvuur," hoorde hij Heinz prevelen. "Ja, 's avonds is het in de bergen wel wat huiveringwekkend. Maar hierbinnen is alles goed en wel."

Het sneeuwspook had een ruimer woongebied.
Steeds waarde hij rond tussen het sparrenwoud en de laagste sneeuw. Wat dwaalde hij graag langs de Alpenroosjes en die donkerblauwe, bekervormige bloempjes!
Elke avond bezocht hij de geitenkuddes in de omgeving. Deze dieren en hun hoeders begonnen de donkere bergwereld dan wat griezelig te vinden. Zo snel mogelijk naar de welkome stal en hut!
De demon, die het sneeuwspook had doen ontstaan, wilde niets meer van zijn nazaat weten. Zijn mening was:
"Mijn voortbrengsel, bestemd om mensen schrik aan te jagen, heeft zich verlaagd tot verdienstelijk werk."

Schrijver: Han Messie, 1 augustus 2016


Geplaatst in de categorie: overig

4.0 met 1 stemmen 157



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)