Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Polsstok

Het was lekker warm weer. Kenau Alie was een dag naar haar zuster in Assen. Ze zeggen dat ouderen meer moeten bewegen, dus besloot ik te gaan fietsen. Al gauw kwam ik op een smalle weg op het mooie vlakke land. Heerlijk rustig was het daar. Op de weilanden graasden de koeien en de lammetjes speelden met elkaar in de buurt van hun moeder. Toen ik ongeveer een half uur had gereden zag ik dichtbij een boerderij een polsstok in de berm liggen. Ik stopte en legde mijn fiets plat op de grond en ik kreeg ineens een aanval van jongensachtigheid, want ik wilde met die polsstok over een sloot springen. De stok zette ik midden in de sloot en met mijn slechte knieën nam ik een aanloop en sprong, maar ik kwam niet ver. Midden boven de sloot bleef Kees aan de stok stil hangen. Ik scheet bagger. Attenoje, dat wordt link, dacht ik.

Het onvermijdelijke gebeurde, ik viel met een harde plons in de met kroos bedekte sloot, en ging kopje onder. Toen ik weer boven kwam zat mijn kop vol onder het kroos.
Gelukkig had ik in de fietstas een oude handdoek, waarmee ik mijn kop schoon kon maken. Ook mijn kleren waren drijfnat. Een boerenknecht die op het land werkte had het allemaal gezien en kwam gierend van het lachen op mij toe gelopen. Hij zei, dat je het polsstok springen aan de boerenjongens moet overlaten.
''Waar ben je mee bezig, man. Kom maar mee, daar is de ingang van de boerderij. De boerin heeft nog wel oude kleren voor je.''
Ik liep met hem mee naar de deel, waar ik mijn natte kleren kon uittrekken. Hij gaf mij een grote handdoek die ik om mijn onder lijf kon wikkelen.

Daarna liep ik met de knecht mee naar het keuken woongedeelte. De boerin, een ongeveer vijftigjarige forse vrouw, die daar sokken zat te stoppen, keek verschrikt op, toen ze mij met de knecht binnen zag komen. Dat had ze nog nooit meegemaakt, een naakte man met een handdoek om zijn geslacht.
''Wat hebben we daar nou Krelis?'', vroeg ze aan de knecht. De knecht vertelde lachend wat hij had gezien en vroeg de boerin of ze misschien wat oude kleren voor de drenkeling had. Ze zei:
''Hoe kan je dat nou doen, jij op je leeftijd over een sloot springen, dat is vragen om moeilijkheden.''
Ik gaf haar gelijk, het was dom van me.

''Kom maar mee man, je moet eerst een douche nemen, je bent helemaal smerig van de modder. Ik liep met haar mee. De douche was een open ruimte. De boerin zette de kraan open en ik gaf haar de handdoek. Nu stond ik daar helemaal naakt en dacht, dat de boerin nu wel weg zou lopen, maar mooi niet. Ze bleef ijskoud naar mijn piemel kijken. Ik werd er verlegen van.
''Mooi spul hangt daar, ouwe. Bij mijn vent is bijna niks meer te zien'', en ze liep lachend weg.
Wel had de boerin een oude werkbroek en een blauw overhemd voor mij klaargelegd, zodat ik gekleed terug kwam in de keuken. Toen schrok ik mij een ongeluk, want ze zei:

''Kom, neem eerst een lepel levertraan, want je hebt vies water binnen gekregen. Levertraan zuivert.''
'' Maar lieve vrouw, ik lust geen levertraan, geeft liever een borrel, daar knap ik eerder van op. De boerin bleef aanhouden en duwde de levertraan in mijn strot, waarna ik meteen begon te kotsen. Toen ik nog stond te kokhalzen kwam de boer de keuken binnen. Hij had het verhaal van de knecht al gehoord. Met een grijns op zijn gezicht, zei hij:

''Die dorpsmensen kunnen ook nergens tegen, waarom sta je nou te kotsen man, slik door die rommel.''
Ik had het niet meer en ik zat mij op te winden en dacht, wat een onbeschofte boerenhufter is die kerel, maar ik bleef netjes. Uiteindelijk was ik toch geholpen door die lui.
''Vrouw, geef die vent een bord erwtensoep, knapt hij van op, moet je hem zien trillen, arme ziel.''
Babi pangang zou mij beter smaken, dacht ik. De boer weer:
''Zeg ouwe, ik zie dat je een paar wratten op je kop hebt zitten. Weet je hoe je die weg kan krijgen?''

''Ik zou het niet weten, misschien door een dokter.''
''Welnee, weet je hoe je ze weg krijgt? Je moet gewoon die wratten over de kop van een dooie kerel wrijven, dan zijn ze meteen weg.''
De boer liep bulderend van het lachen de keuken uit.
'' Ze zitten mij niet in de weg'', zei ik nog.
Ik nam afscheid van de boerin en de knecht en ik bedankte ze vriendelijk. De boer was al weer op het land bezig. Toen hij mij weg zag fietsen, riep hij:
''Klotenklapper.''
Vond ik niet aardig van hem.

Schrijver: kees niesse, 27 september 2016


Geplaatst in de categorie: bedankt

4.0 met 1 stemmen 203



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)