Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

DE JONGE ROZENKEVER (deel 1)

Ergens in het grote beukenbos, aan de voet van een oude boom, begon de aarde een heel klein beetje te rillen. De pasgeboren rozenkever worstelde zich van de boomwortels naar de buitenlucht.
Het prille diertje keek nieuwsgierig om zich heen en dacht aan het begin van zijn leven al diep na:
"Overal die kale beuken van het voorjaar... Ziet de hele wereld er zo naargeestig uit? Laat ik gauw voortstappen. Misschien vind ik dan wel een mooier plekje. Mijn tere pootjes doen het al heel goed. Steeds sneller en sneller loop ik. Maar wat sneu! Nergens zie ik iets anders dan sombere zwarte grond en boomstammen, die je neerslachtig maken. Als mijn poten me niet naar een betere plaats willen brengen, dan mijn vleugels maar."
De ondernemende rozenkever gonsde in kronkelende lijn tussen de bomen door. Ja, het vliegen ging de eerste keer al volmaakt. Spoedig lag het beukenbos achter hem.
"Wat krijg ik nu te zien?" dacht de rozenkever, terwijl hij als een snorrende pijl voortging. "Beneden me is alleen maar een grote grasvlakte; boven me enkel troosteloos grijze lucht. Hier is ook al niets meer naar mijn zin. Wat zal ik tenslotte vinden?"
Zo jong als de rozenkever nog was, bleek hij onvermoeibaar te zijn. Hij vloog de hele dag door. De avond was grauw, maar rossig tegelijk. In de koude schemer merkte de rozenkever nog wel dat hij tussen hoge sparren door ging. Daarna vloog hij over een vijver. Maar wat was dat voor een geweldig gevaarte?! Een reusachtig gebouw met mooie koepeldaken stond voor hem. Waar moest hij nu heen?
Uit een open raam kwamen heerlijke geuren. Daar zou vast wel wat prettigs te vinden zijn. De rozenkever vloog de keuken van het grote paleis in. Hij daalde neer achter een groot fornuis. Nu pas voelde het dier dat hij moe was. De hele nacht werd er aan één stuk door geslapen.

's Ochtends maakte een druk gestap en gepraat de rozenkever wakker. Wat zou dat zijn? Het verschrikte dier durfde zijn plaatsje bij het fornuis niet te verlaten... Maar twee grote bromvliegen, een mannetje en een vrouwtje, kwamen naast hem zitten.
"Kevertje," zei de mannetjesvlieg. "Je bent hier in het paleis van koning Gerboud. Vele van zijn voorvaders heetten ook Gerboud."
"Daarom," ging zijn vrouwtje verder, "weten we niet de hoeveelste Gerboud deze koning is. Maar dat vinden we niet belangrijk. Alle drie gaan wij eens lekker smullen."
Het volgende ogenblik kropen de rozenkever en de beide bromvliegen over een brede tafel. Die koek- en taartkruimels smaakten verrukkelijk.
Af en toe moeste ze gauw wegvliegen, als er een grote dreigende hand op hen afkwam... Nee, met die koks en kokkinnen konden ze nooit goede maatjes worden.
's Nachts sliepen ze weer heerlijk achter het fornuis.
De volgende dag was het nog wel lekkerder smullen. Stukjes van het allerfijnste gebak lagen overal in de keuken. Hier en daar werden druppels van heel edele wijn gemorst.
Koning Gerboud -de hoeveelste?- had nu een belangrijk gesprek met zijn ministers. In de vergaderzaal zouden de heerlijkste spijzen en dranken uitgedeeld worden.
De rozenkever was goedgeefs. Telkens steeg hij op met een kruimeltje tussen zijn poten, liet het dan vallen voor het hondje van de opperkok. De kleine viervoeter likte het gauw op. Jammer genoeg bleef hij toch zijn roofdieraard getrouw, en _ hapte naar die gulle gever!
Verontwaardigd vluchtte de rozenkever die gevaarlijke keuken uit. Hij werd gevolgd door de beide bromvliegen, die bang waren voor het dienstmeisje met de vliegenmepper.
Het zoemende drietal vloog door verschillende gangen. Daarna gingen ze door een heel wijde, open deur. Tegelijk werd er een handwagentje met gebakjes en karaffen naar binnen geduwd. Daar was de grote vergaderzaal!
"Hier voelen we ons helemaal niet op ons gemak," zei het bromvliegvrouwtje.
"Nee, het is hier zeker niets gedaan," voegde haar mannetje eraan toe. "We gaan maar naar de keuken terug. Daar zijn ook gevaren, maar toch veel meer plekjes om je te verbergen."
De twee verdwenen, maar de rozenkeer vloog druk heen en weer in de ruime zaal. Hij luisterde naar de ministers, die in mooie eikenhouten stoelen zaten, bekleed met rood fluweel. Tegenover hen zat de koning, achter een bureau van wit marmer.
"In deze grote zaal heerst toch een benauwende geest," dacht de rozenkeer. Hij ging wat lager vliegen. Daarom ontdekte hij heel wat.
"Wat een gesprekken!" ging het door dat broze kopje heen. "In die heel grote mensenwereld schijnen de woonplaatsen en de woningen zelfs nog te klein te wezen. Konden de mensen er niet tevreden mee zijn met in een hol of tussen een paar dichte struiken te wonen? Moet je eens horen: er zal binnenkort een grote weg aangelegd worden. Laat de mensen maar liever, waar dan ook en hoe dan ook, lopen of kruipen."
De kever vloog bijna tegen iemands hoofd aan. Uit dat hoofd kwamen heftige geluiden. Het behoorde toe aan de minister van oorlog, die een nieuwe kazerne wilde laten bouwen.
De minister sloeg naar die lastige kever. Dat brein vol soldateske plannen had een felle aard! Maar de snelle rozenkever ontkwam aan die boze hand.
Even later draaide hij in kleine rondjes achter het hoofd van koning Gerboud. De vorst had liever niet dat er nog een kazerne bij kwam. Hij ging over iets heel anders praten:


(wordt vervolgd)

Schrijver: Han Messie, 13 februari 2017


Geplaatst in de categorie: dieren

3.5 met 2 stemmen 78



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)