Een emmer vol
Ouder wordende personen onder ons hebben nog wel eens de neiging hun frustratie over hun tanende conditie en verslechterende gezondheid van zich af te schrijven. Ook ik heb in het verleden, zij het met een geforceerde berusting, er meerdere keren en kort gewag van gemaakt. Toen ik, nog niet zolang geleden, merkte, dat deze manier van stoom afblazen niets oploste en wellicht anderen zou kunnen irriteren, ben ik er mee gestopt. Na mijn recente vermakelijke dialoog met de oudste bewoner van ons 50 plus-wooncomplex ben ik vele zaken op een meer positieve manier gaan bekijken. Onze oudste inwoner van 98 jaar oud en al 70 jaar met zijn helaas enigszins dementerende partner getrouwd, vertelde dat hij, op een verkoudheid na, nauwelijks wist wat ziek zijn was. Hij beweerde geen enkele medicatie te gebruiken en dat hij, als het niet anders kon, hooguit een “paracetamolletje” had geslikt. Ik was werkelijk hoogst verbaasd maar geloofde de sympathieke schriele man met zijn door pigmentvlekken getekende perkamentachtige huid op zijn woord.
Hoe contrastrijk kan het verschil tussen hem en mij zijn? In 1999 was ik, drie dagen ná een hartinfarct, vanaf dat moment verplicht zes verschillende medicijnen per dag te gebruiken. Twee katheterisaties met drie stents, een TIA en twee mislukte cardioversies later zorgden ervoor dat de dagelijks in te nemen medicamenten al waren gestegen naar een aantal van vijftien. De op opiaten gebaseerde pijnstillers tegen de gevolgen van slijtage aan mijn wervelkolom mee tellend hebben als eindresultaat, dat ik nu al een aantal jaren achttien tot negentien pillen, capsules e.d. per dag gebruik. Een snelle globale berekening leert mij, dat ik, bij een gemiddelde van, pak weg, 14 medicaties per dag in 19 jaar ongeveer 971.000 pillen heb geslikt. Dat is 990 weken lang een handvol, waarmee je gemakkelijk een emmer kunt vullen. Nochtans mag ik blij zijn, dat alle vitale organen nog voortreffelijk hun werk doen, alle mogelijke schade die elke bijsluiter vermeldt ten spijt. Hoeveel beter wil ik het dan nog hebben? Slecht kunnen horen en zien en slijtages in gewrichten zijn inherent aan het verouderingsproces.
Blijft dus over, hoe mijn vrouw en ik op een zo normaal mogelijke manier en misschien wel samen oud mogen worden. We lezen al lang geen bijsluiter meer, tenzij weer een nieuw medicament wordt voorgeschreven. We proberen elkaar te troosten, wanneer de ander weer eens moppert dat iets niet meer wil lukken of men niet meer op een bepaalde term kan komen. Hoewel humor niet onze sterkste kant is, dient hij zich soms onverwacht aan. Meestal veroorzaakt door misverstanden door één van onze gebreken. Gisteren noemde ze mij (ik ben pas 83 jaar oud geworden) liefkozend met een o.a. ook in Rotterdam-Charlois gebruikte troetelnaam voor oudje: “Ouwechie”. Ik keek meteen naar buiten en zei “Dat heb ik nog niet opgemerkt en volgens mij is het droog.” Haar gezicht was één en al vraagtekens. Door mijn slechte gehoor had ik verstaan: “Oah het giet” (het regent hard). – We hebben er allebei tranen om moeten lachen, al was het geen emmer vol. Als je er op let, zijn er ook bij ons “ouwechies”, ondanks onze vele gebreken en verminderde mobiliteit, genoeg momenten voor blijheid en optimisme.
Geplaatst in de categorie: ouderen