Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Ook voor jou, Mirthe! (deel 1)

We hadden het heel goed thuis. Mijn vader was makelaar. En mijn moeder arts.
Ik was het kind dat van het ene naar het andere familielid werd geslingerd. Ik beschouwde mijn opa en oma meer als een vader en een moeder.
Maar toch genoot ik van de rijkdom die we thuis hadden. Ik was enig kind, mijn ouders wilden er niet meer. Daar hadden ze helemaal geen tijd voor. Moet je na gaan! Op school werd er altijd schuin naar mij gekeken. Want ik had altijd nieuwe kleren. En niet van de Wibra of de Hema. Dat mocht niet van mijn moeder. Meestal gingen we naar de Bijenkorf.
Mijn ouders waren altijd stil in huis. Er mocht nooit geschreeuwd worden. En ik moest zelfs mijn patat (als we dat aten) met mes en vork eten. Want patat met je vingers eten was ordinair.

Ik kende geen problemen. Die begonnen pas toen mijn moeder ziek werd. Ze kreeg acute leukemie. En er kon niets meer aan gedaan worden. Ze werd opstandig. En zelfs mijn vader kon zijn draai niet meer vinden. Al had ik het gevoel dat hij niet van mijn moeder hield. Ik heb hun koele relatie altijd vreemd gevonden. Zelfs op de dag dat mijn moeder stierf, huilde mijn vader niet. Ik was toen zestien jaar. En het rare was dat ik wel moest huilen. Maar niet omdat ik mijn moeder had verloren. Ik denk meer omdat ik een moeder miste. Ja, zo zat het.

Maar zoals ik je al vertelde begon toen de ellende. Mijn vader kwam haast nooit meer thuis. Daardoor kreeg ik ruzie. Ik liep weg en ging bij mijn opa en oma wonen. Maar die waren allebei al een eind in de tachtig. Toen ik achttien werd had ik geen opa en oma meer. Ik voelde me net een wees. Toen moest ik weer terug naar mijn vader. Maar die was allang geen makelaar meer. Hij had zich diep in de schulden gewerkt. En ik verachtte hem. Steeds meer probeerde ik alles te ontvluchten. We hadden het niet meer zo rijk. Integendeel! We waren nu straatarm geworden.
Wat kon alles toch veranderen. En ik? Ja, met mij begonnen de problemen ook. Ik kreeg verkeerde vrienden. Ze woonden in Rotterdam. Wat was ik toen onnozel. Ik ging zomaar met een vent van veertig mee. Ja… als achttienjarig meisje. Hij was erg aardig. En ik kreeg kleren van hem. Want ik zag er echt niet meer uit. Hij bood me ook een kamer aan. Daar was ik super blij mee. Al was het geen vergelijking met ons huis. Dat was een kasteel vergeleken bij wat ik nu heb.

Maar ik moest ook nog werk gaan zoeken. En op een dag zei de man die zich Stef noemde, dat ik werk moest gaan zoeken. Er was alleen haast geen werk. Vreselijk moeilijk gewoon. Toen moest ik maar plat gezegd hoer gaan worden. Maar dat wou ik niet. Ik kon alleen niet anders. En Stef vertelde me dat het goed verdiende, en dat ik het maar twee maanden moest doen. En ik was stom, ik deed het gewoon. Die eerste keer dat er een vent bij me kwam vergeet ik nooit meer. Hij was minstens vierenvijftig. Ik zal je de details besparen. Maar na het gebeuren voelde ik me vreselijk vies. Ik huilde de hele nacht en heb de volgende dag vier keer onder de douche gestaan. Soms kwamen er wel zeven per dag. Ik werd heel mager en steeds stiller...
Ik besloot eindelijk om te gaan vluchten, maar ik durfde niet. Stef had zelfs een keer gezegd dat ik dan 5000 euro moest betalen en dat had ik echt niet. Ik kwam amper tot de 300 euro. Het was op een maandag dat ik me niet lekker voelde. Ik dacht dat het een griep was. En tot mijn geluk kwam er die dag niemand. Want wie wil er nu ziek worden? Maar die ‘griep’ bleef maar aanhouden. En Stef zei dat ik maar naar de huisarts moest gaan. Dus zat ik op vrijdagmorgen bij de dokter. Schuw zat ik tegenover hem. Toen hij me onderzocht had, keek hij me heel lang aan. ‘Hoe oud ben je?’ vroeg hij. ’Negentien dokter,’ antwoordde ik. ‘Nou een jonge aanstaande moeder dan'. Ik keek hem met open mond aan. Het duizelde even. ‘Nee, antwoord ik, dat kan niet’. ‘Het is toch echt zo,’ zei de dokter ernstig. ‘Wat doe je voor beroep? Dan kun je een paar dagen vrij nemen om uit te rusten. En je moet over een paar weken een afspraak bij de verloskundige gaan maken'.
De dokter vroeg: ‘Of studeer je soms?’ Hier wilde ik geen antwoord op gegeven. Moest ik hem soms gaan vertellen dat ik een hoer ben. En ook dat ik niet eens weet wie de vader van dit ongeboren kind is. Ik sprong op en rende de praktijk uit. De straat op. In het wilde weg ergens naar toe. Nee, niet meer naar mijn kamer. Nee, niet naar die hoerenbaas. Ik kan het niet meer! Ik huilde. Nu pas begon ik te beseffen wat dit voor een toestand gaat geven. Ik krijg een kind. Een kind dat geboren gaat worden. Ja, uit een hoer... Dus een hoerenkind! Nee, dat kon ik het kind toch niet aandoen?

Maar ik wil ook geen abortus plegen. Dat leek me iets walgelijks. Ik was vlakbij een park aangekomen. Achter in een hoekje van het park ging ik zitten. Het was koud. Ik bibberde. En ik moest zo gapen. Voordat ik al die problemen kon overdenken viel ik in slaap. Een diepe slaap....

Schrijver: Paula, 2 maart 2005


Geplaatst in de categorie: verdriet

2.7 met 17 stemmen 1.661



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)