Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

DE ZWARTMAN deel 2

Johnnie Zwartman was de eerste in Nederland (af)studerende creools-surinaamse kweekschoolleerling. Begin 50’er jaren. Ik sprak hem in uitspanning De Druijf op het Rapenburgerplein. In 1988. De oude jodenbuurt, naast de Y-tunnel. Amsterdam.

Johnnie: ”In Suriname was na de Tweede Wereldoorlog nog geen kweekschool. Ik was de eerste Creool die onderwijzer zou worden. In 1954 was ik klaar met de opleiding.
Mijn overtocht en mijn studie werden betaald en verzorgd uit een kerkelijk potje. Ik was buitengewoon evangelisch-gristelijk en ging voor het GROTE GRISTELIJKE SURINAAMSE GELOOF. Ha Ha Ha." Bulderend maar dan heel lichtvoetig toch ook nog.
"In Den Haag werd ik opgenomen ten huize van Dominee Hulzebosch, getrouwd, geen kinderen. Aardige ietwat stijve man, zijn vrouw zette kloeke Hollandse kost op tafel. Pudding met ’n (sinas)appeltje toe. Beiden handelden in opdracht van de Heer. De Dutch White Lord wel verstaan. En nooit een heertje”.

In Nederland spraken de mensen volgens hem nooit van een heertje, wel over dametje of vrouwtje. Dan kwam weer die uitbundige lach waar het hele lichaam aan meedeed: ‘You know why? Het Hollandse Heertje, niemand weet of het bestaat. Niemand ziet wat toch geniet misschien. Gordijnen toe, lampen uit, de heer en vrouw des huizes spoedden zich ter bedstede. Het wurmpje hahaha kwam wellicht uit de frommel, zwoel aan tot knaapje tegen de katoenen klippen op en stuwend de wollen dekens kilo’s zwaar, ja en dan kwam er misschien een heertje doorgeworsteld. Niemand die het zag, ook de here van het heertje die er toch bij lag”.
Zijn vermogen tot verwoorden was verbazend voor mij. Wat lag Johnnie nu in een deuk. Wat een verteller was die man.

Die bijna kannibaalse lach (excusez-le-mot,jz), zo open en zo groot die mond. Zo bloot wit en gaaf dat gebit.
Kenden wij hier niet: om jezelf lachen, om je eigen verhaal. Wij mochten dat niet. Er was er maar één die dat kon, Toon Hermans.
Maar ja, een Limburger was toen nog een ander soort Nederlander, van buiten de grenzen. Zo leek het wel. Johnnie deed iets wat wij niet kennen. Hij was één met zijn verhaal. De niet-verbale componenten versmolten in de performance, wij hebben een arme vertelcultuur. Zoek eens in dit lage land naar de expressiviteit van Johnnie, die zijn verhaal een veelkleurigheid gaf waar men hier tevergeefs naar zal zoeken onder ons poldermensen. Denk ik althans.
Ik zeg dat ook ter verontschuldiging. Ik kan slechts in beelden terughalen voor mijzelf wat ik aan tafel aanschouwde aan uitbeelding. En dat proberen weer te geven. Hoe beperkt is deze verteller.

De muur met de kaarsenlampjes schoven dichterbij, de schilderijtjes (intiem, zacht van Sylvia Cristel, heel fijn gevoelige schilder!), maanden soms tot een zekere rust.
Wij waren van de bank aan het schrale houten tafeltje geschoven. Onze stemmen klonken luid, soms te luid. Dorothea, de bargodin, riep ons dan tot de orde: ‘heren kan het zachter’.
Waarop wij weer een cola pils bestelden. Want daar was het toch mee begonnen. Johnnie ging verder:

‘Agatha, de domineesvrouw, was mijn dagelijkse voogd. Zij toonde mij mijn kamer. Bed, bureau maar dan zonder laden. Een boekenkast: twee planken tegen de muur gespijkerd. Met een bijbel er in, een atlas en twee boeken. Vreugdenhil herinner ik mij als auteur. En ds. Ruygrok: “Hoe de gekleurde mens tot god kome”.
Ik was al in God. My God wat was ik in God. Ik had in Paramaribo al alles over God gelezen wat vast zat en los daar nog bij. Noemde mezelf Evangelisch Remonstrants Doleërend. Ik vond dat interessant. Je kon er veel kanten mee uit.
Ja ik was in God, oh Hell wat was ik in God. Ik was een jonge Uncle Tom maar dan nog braver en superder nog dan gedwee. Ik was een modelnegro begrijp je. De dominee en het genootschap in Paramaribo hadden gezegd: “doe wat je moet doen, houd je aan je gristenplicht dan zul je het voorbeeld zijn voor je broeders.”

Agatha zei dat het sober was want dat moest van god om beter op te kunnen nemen en tot de kernen te komen. Van de Eeuwige Waarheid.
Tot slot gaf zij mij een sleutel van de kamer als ‘Ultimate Proof of Confidence”. Oh wat was ik dankbaar.
Zij sprak: “maak geen misbruik van ons grote vertrouwen dat wij aan niemand kunnen uitleggen.. Haal nooit iemand anders op je kamer of in dit huis. Je bent hier voor de Zending, bedenk dat altijd wel!”. En daar zat ik dan. In de Fahrenheitstraat.

Hij keek dromerig naar buiten waar een heel mooie jongedame in een heel klein broekje voorbij rende. Ik keek niet, ik keek naar hem en zag de vingers van zijn linkerhand verloren trillend en onrustig op de tafel dansen.


Vervolg: Op school en werken in Terheijde

Schrijver: Jos Zuijderwijk, 1 april 2005


Geplaatst in de categorie: discriminatie

2.9 met 8 stemmen 1.002



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
metha
Datum:
13 april 2005
Email:
methaoudshoornmsn.com
Weer genoten, een zachte lach kwam af en toe op mijn gezicht bij het lezen. Af en toe een denkrimpel en af en toe een zucht. Conclusie? heerlijk om te lezen!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)