Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Duister licht

Vliegen lopen over zijn hoofd. Een bakje rijst staat tegen de muur. Zijn vingers om de tralies gekruld. De man moet ergens in de dertig zijn. Hij is mager. Zijn gezicht heeft een ruw voorkomen. Met een gevoel van schaamte kijk ik hem aan. Zijn pijn en verdriet is voelbaar. Zachtjes mompelt hij ”Ik heb het niet gedaan.” Ik weet niks te zeggen en haal mijn schouders op.
Ik geef hem een tandenborstel en sta op om weer te gaan.

Zelfs vroeg in de ochtend is de hitte niet uit te staan. De zon verwarmt het gele zand. In mijn gedachten ben ik bij die man.
Hoe zou het met hem gaan? Terwijl ik nog een slokje van mijn koffie neem, trek ik mijn slippers aan. Zonder de mok leeg te drinken laat ik hem op de veranda staan. Vraag me niet waarom ik er weer heen ben gegaan. Het was immers mijn vakantie.
Genoot ik van zijn ellende? Het verdriet van deze ziel? Misschien was het simpelweg een gevoel dat niet beviel.

Al veertien dagen liep ik deze route, maar deze dag zou anders zijn. Ik liep het gebouw binnen, zoals ik dat ook de voorgaande dagen had gedaan. Bij zijn cel aangekomen, bleek de man niet langer daar te zijn. Even staarde ik. Stil ……
“Waar is Zena?” De agent die naast me stond reageerde niet.
Als vragen niet helpt, wat moet ik dan? Ik weet niet hoelang ik daar nog heb gestaan.

Uiteindelijk zocht ik een weg naar buiten. Mijlen ver was ik in gedachten. Een vrouw botste met opzet tegen me aan.
Ze gaf me een papiertje. Ze zei nog iets, maar dat kon ik niet verstaan. Zonder erna te kijken duwde ik het in mijn broekzak.
Pas een paar uur later durfde ik het papiertje tevoorschijn te halen.
Het handschrift was bijna niet te lezen, maar toch herkende ik de naam van een andere gevangenis.

Hoop en wanhoop leken een. Met een vliegtuig ben ik naar een ander deel van het land gegaan. Twijfel bestond niet in mijn geest.
Hier in deze omgeving, zag ik hem weer. Hij zat nu in een cel die niet veel groter was dan een vierkantenmeter.
De cel was volgepropt. Alles was vies. In Nederland geven wij varkens nog een beter bestaan.
Ik knielde en bood de man te eten aan. Hij lachte naar me. Over mijn wang biggelde een traan.
Zonder het te zeggen ben ik terug naar Nederland gegaan.

Ik voel me schuldig. Ook ik ben niet rijk, weet je? Wanneer ik in mijn bed lig, denk ik steeds aan hem.
Elke maand verstuur ik eten via het consulaat. Of het aankomt? Eerlijk gezegd weet ik het niet.
Het is het proberen waard. Dagen worden weken en weken worden jaren. Ondertussen gaat ook mijn leven door.
De herinnering vervaagt.

Ik stop wat spullen in een doosje. Zorgvuldig contoleer ik het lijstje dat ik had gemaakt.
Ring….. Ring….
In eerste instantie reageer ik niet. Vandaag is het precies vijf jaar geleden dat…
Alvorens de deur te openen plak ik het doosje dicht.
Ik hoop dat het geen jehova’s zijn. Stiekem lach ik bij die gedachte.
Mijn hart stokt in mijn keel, wanneer ik Zena voor mijn deur zie staan.

Schrijver: Mariska van der Linden, 13 juli 2005


Geplaatst in de categorie: misdaad

3.0 met 2 stemmen 812



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)