Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Cold Cobra

Ik draag een revolver. Een Cold Cobra. Hij knelt in zijn holster. Soms grijp ik ernaar, als het nodig lijkt. Het is gevaarlijk speelgoed. Soms los ik een wild schot in een verlaten steeg. Dan boort de verdwaalde kogel door een gevel. Verder doe ik niemand kwaad. Helaas is ook hier de uitzondering de regel. Een Cold Cobra is geen brol. Hij blinkt en ruikt nog naar verse olie, maar meestal is hij ongeladen. Meestal. De kogels bewaar ik elders, maar toch dichtbij. Mijn revolver is altijd dichtbij. Als ik slaap rust hij op mijn nachtkastje. Dan kan ik er met één zwaai bij. Verder wijkt hij niet. Voor ik slapen ga plof ik neer in een leren zetel. Daar zit ik nu en ik nip van een glas Pinot Blanc.

Mijn buurman luistert naar Chopin. Soms vang ik gedempte flarden op. Ik woon op de hoek van de Gulden Sporenlaan en de Moddersteeg, op het eerste. Het kruispunt tussen weelde en verval. De Moddersteeg is maar vijf huizen lang. De overkant staat te verkrotten. Buiten hoor ik iets aanzwellen dat ik niet thuis kan brengen. Een hoge, reine lokstem. Het lied van een waternimf? Ik laat het in het midden. Verder, dieper in de stad, krijst iemand zich hees. Ik weet niet of ik dit echt hoor. Misschien maak ik het mezelf wijs. Maar er blijven geluiden toestromen. Nu hoor ik een blazende kat, een schichtige hond die zich piepend voortsleept. Ik staar naar het plafond. De deurbel schudt me wakker uit een sluimer. Ik voel een zenuw trekken aan mijn mondhoek. De bel negeer ik. Er gaat een ijzige schicht door mijn hoofd. In een wenk grijp ik de Cold Cobra, streel de kolf en richt naar het windorgel, dat in een luwe, vergeten hoek hangt. Mijn hand trilt, de kogel ketst tegen een orgelpijpje en boort zich in de muur. Er wolkt plaaster op. De loop dampt.

‘Misschien blijf ik beter thuis vanavond’ denk ik terwijl ik in het gat peuter. Chopin valt stil in het midden van een wals in A groot. Als ik zo doorga verhuist mijn buurman, loopt de moddersteeg leeg. Dan storten de grondprijzen in, bereken ik. Een mooie zaak is dat. Dan koop ik meteen die rotsteeg op met de erfenis van mijn suikertante. Zij teert al veertig jaar op een leefloon. Met de pink peuter ik in het rul plaaster, in verkruimeld beton en vind de kogel. Alsof hij door de boter ging. Soms wou ik dat ik in een bunker woonde zonder stroom en deurbel. Dit huis lijkt wel van leem.

De laatste keer dat de deurbel ging zwaaide ik het raam open om te kijken wie het was. De postbode stond er met een miezerige grijns. Hij wuifde beleefd met een brief. Dan vroeg hij me om te tekenen voor ontvangst. Mijn Cold Cobra knelde toen ook. Ik duwde mijn jeukende vuist tegen mijn lippen. ‘Ik bewaar mijn kogels voor later’ dacht ik toen. Dat was een maand geleden. Sindsdien heb ik tien schoten gelost.

De eerste boorde door een rotte gevel. De laatste peuter ik nu los. Genoeg prutswerk. Ik heb lucht nodig en leun door het open raam. Een harde noordooster houdt me wakker. Het kan me niet schelen wie er daarnet aanbelde, al was het een nimf in een satijnen neglige. Hoe dan ook, ze is gevlucht. Op de straathoek staat een bende van drie krakers, de leider houdt een koevoet vast. Ze wijzen naar het grootste krot. Terwijl ze de deur openwrikken rijdt de huisbaas voorbij en gaat woest in de remmen. Hij scheldt iets dat ik niet helemaal begrijp. De koevoet valt. Ze lopen weg als giechelende, bange apen. De huisbaas is snel. Hij grijpt de laatste kraker bij een hoek van zijn open, fladderende mantel. Ze struikelen. De huisbaas is in het voordeel. De kraker ontwricht zijn schouder. De huisbaas raapt de koevoet op, nadert met knarsende zolen en verbrijzelt zijn ruggegraat. “Dat lucht op” zegt hij vlak, zonder verpinken.

Ik sluit het raam, schuif het gordijn dicht en hul me in een wazig licht. Hoog tijd voor daden. Het is vijf over twaalf. Ik grijp mijn leren jas, de sleutelbos en daal de krakende trap af. De laatste aap ligt kermend in de goot en hapt naar adem. Er loopt een bloedstraal van de mondhoek naar de kin. De huisbaas timmert een staalplaat voor zijn deur. Ik loop de Moddersteeg uit, door de Gulden Sporenlaan naar de Krotdreef. Daar woont Bullebak, een werkloze straatvechter, die zich ledig houdt met zwarte handel. Zijn strafblad is dikker dan de gouden gids. Zo smokkelt hij Viagra de grens over, een blauwe, verboden pil die hij slijt aan uitgebluste minnaars. Verder doolt hij langs dampende kroegen. De Cold Cobra vergezelt me. De kogels draag ik in mijn broekzak. Soms hindert het wapen, als ik enkel mijn vuisten gebruik, in een lenig schijngevecht dat uiteindelijk toch meestal met een kogel wordt beslecht. Wat wil je? Als ze hun vlindermes bovenhalen met een laffe grijns, dan word ik boos.

Schrijver: Wim Veen, 21 juli 2005


Geplaatst in de categorie: geweld

2.4 met 5 stemmen 935



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
car
Datum:
1 augustus 2005
Email:
carlayes9hotmail.com
Geweldig geschreven!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)