Inloggen
voeg je autobiografie toe

Autobiografieen

Peutertijd

Toen ik werd geboren woonden mijn ouders bij mijn grootmoeder in Amsterdam, omdat mijn vader geen woning kon vinden. Ik kon mij er niets van herinneren, maar er werd mij later verteld dat er een schilderij van een oude Molen aan de muur in de babykamer hing, en dat het waarschijnlijk het eerste was wat ik had gezien toen ik een beeld kreeg van de wereld. Omdat mijn moeder Rooms was en mij borstvoeding gaf werd ik al snel een mollige baby.

Mede onder druk gezet door mijn moeder die meerdere malen het huis van haar schoonmoeder was ontvlucht met haar drie kinderen, om haar heil te zoeken in het Katholieke Brabant waar haar familie woonde, vond mijn vader een tijdelijke houten woning in een natuurgebied in de buurt van Amsterdam toen ik twee jaar oud was. De vader van mijn moeder en de vader van mijn vader waren allebei overleden voordat ik geboren werd.

Toen we een half jaar in het buitengebied bij Amsterdam woonden was mijn moeder hoogzwanger van haar vierde kind, mijn broertje Tom. Op het moment dat mijn moeder was uitgeteld brak er een brand uit in de rietlanden achter het houten huis waarin wij woonden. Terwijl de brandweer uitrukte en het vuur met man en macht bestreed werd mijn broertje Tom geboren tijdens een moeilijke en stressvolle bevalling.

Het huis waarin wij woonden was niet erg groot en we sliepen met vier kinderen in een kleine kamer die gelegen was naast de woonkamer, de enige kamer met een kachel. Een wasmachine hadden we niet, en omdat mijn broertje Tom moeite had met zindelijk worden, was mijn moeder dagelijks veel tijd kwijt met het handmatig verwerken van de was die zij in een zinken teil deed.
Mijn moeder hield van properheid en ze waakte er voor dat wij als kinderen geen rotzooi maakten. Mijn vader was een afwezige man die zijn werk deed als ambtenaar bij de binnendienst van de Gemeente Amsterdam. Hij bemoeide zich verder niet met de kinderen.

Toen ik een jaar of drie was bleek dat ik een lui oog had. Ik werd naar een nonnenziekenhuis in Brabant gestuurd voor een oogoperatie. Ik vond de nonnen maar vreemde wezens. Ze zagen er uit als pinguïns in hun zwarte kleren kledingdracht. Ze hadden een vrome glimlach rond de mond en spraken tegen kinderen alsof ze een geheim met hen deelden. Ik was mij er van bewust dat ik op mijn hoede moest zijn, maar ik was dankbaar dat mijn luie oog was geopereerd en sprak in beleefde kleutertaal tegen de zorgzame nonnen.
Naast het nonnenziekenhuis was een oud gebouw waarin lijken van overleden voorname personen lagen opgebaard. Om mij te laten kennismaken met de dood nam mijn grootmoeder mij mee om een opgebaarde graaf te bekijken. Bij iedere maaltijd moest ik bidden en God bedanken nog voordat ik iets had gegeten. Ik was een moeilijke eter geworden omdat ik zure zult en bloedworst niet zo lekker vond.

Schrijver: Bjarne Gosse, 29 april 2015


Geplaatst in de categorie: kinderen

3.7 met 6 stemmen 113



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je emailadres voor anderen in beeld verschijnt)