Intieme muren
In het buurtblad had ik gelezen dat er een uitstekende bezorgchinees in de buurt was. Ik besloot het er op te wagen en bestelde een Nasi speciaal met een flesje oud bruin. Een half uur later stond er een vrolijke Chinese meid op een Italiaanse scooter voor de deur.
Ik nam de maaltijd mee naar mijn eigen kamer, ik had geen zin in de eetkamer van Emma Petronella. Het smaakte best goed, toen ik uitgegeten was, haalde ik het biertje, dat ik in de koelkast had gezet, uit de koelkast en ging naar de tweede woonkamer.
Ik had een boek met de gedichten van Kaváfis uit de boekenkast gehaald en begon er in te lezen:
Muren
Zonder voorzorg, zonder medelijden, zonder schaamte
bouwden ze rondom mij grote hoge muren.
En nu zit ik hier en ik ben in wanhoop.
Aan niets anders denk ik: dit lot verteert mijn geest;
want veel dingen had ik buiten nog te doen.
O. toen ze de muren bouwden, hoe kon ik er niet op letten.
Maar ik hoorde nooit rumoer van metselaars of geluid.
Onmerkbaar sloten ze mij uit de wereld buiten.
Kaváfis (1896)
Het gedicht maakte indruk op mij. Ik was mij meer dan ooit bewust van de muren in het huis van mijn hospita. Aan de muren hingen schilderijen, tegen de muren stonden kasten, er waren deuren in de muren, en ramen, maar het bleven muren. Ik leefde met een onbereikbare liefde. Alles wat mijn lichaam zou uitvreten zou onbeduidend zijn, zolang er geen geestelijke wereld tegenover stond. Ze zou voor mijn lichaam kunnen kiezen, voor de warmte en de intimiteit, maar ik zou nooit genoeg voor haar ziel zijn, en haar onnodig kwetsen met mijn naïviteit.
Ze zou me zover kunnen krijgen dat ik mijn emoties begon te tonen, maar dan nog zou ze altijd weten dat de geestelijke wereld onbereikbaar bleef. Ik had de muren rond mijn hart stevig opgetrokken, te vaak had iemand die dichtbij stond, mijn integriteit gekwetst. Ik was een beschadigd mens en ik wist dat ze mij buiten zouden sluiten, waar ik ook zou gaan wonen, wie ik ook werd, en wat ik ook deed, ik zou er nooit echt bij horen. Ze sloten me buiten zoals ze ook met Kaváfis hadden gedaan.
Ik was me meer dan ooit bewust van de muren in mijn leven. Het moeilijke contact met mijn ouders, met wie ik nooit over mijn emoties kon praten. De eenzame periode die ik doormaakte nadat ik als tiener was aangerand door een agressieve man. De korte emotionele relatie met de vrouw uit het kraakpand, de lichtfabriek, die na het beëindigen van de relatie allerlei verwijten naar mijn hoofd slingerde, het moeilijke contact met mijn leeftijdsgenoten, alles doemde op als zwarte muren rond mijn emoties, donkere muren rond mijn hart.
Ik nam een slok van het zoete bier en ik begreep niet hoe de schilder Christiaan Buurtveen na het lezen van zo'n gedicht tot schilderen in staat was geweest. Maar het stond in het interview dat ik over hem had gelezen, het gedicht 'Muren' van Kaváfis was zijn favoriete gedicht.
Ik keerde terug naar de muren van mijn eigen kamer, de enige kamer in het huis waar ik geld voor moest betalen. Ik keek naar mijn zelfgemaakte tekeningen. Er was nog niemand die ze had gezien.
Misschien was het beter dat ik ze weg zou halen. Emma Petronella zou er nare dingen over kunnen gaan zeggen als ze misschien toch een keertje op mijn kamer kwam. Ik raakte in een lichte vorm van paniek en griste de tekeningen van de muur. Ik begon ze te verscheuren, maar toen ik er twee had verscheurd bedacht ik me en besloot ik de andere drie toch te bewaren.
De muren waren weer kaal, er zat geen kunst bij de huur inbegrepen, als ik kunst wilde zien moest ik naar de tweede woonkamer gaan. Daar hing kunst aan de muren. Naakte vrouwen.
Ik besloot weer verder te gaan lezen in het boek van Karel Krampkop “De mecenas en de kunstverslaafde”.
Op een gruwelijke wijze werd duidelijk dat Ancel Favre, hoofdpersoon in het boek van Karel Krampkop, twintig jaar eerder zijn beide ouders door vergiftiging om het leven bracht en dat het de reden was dat hij gechanteerd werd door werkschuw tuig dat hem geld en schilderijen aftroggelde.
Tijdens de afwezigheid van Emma Petronella was ik zodra ik er tijd voor had in het boek “De mecenas en de kunstverslaafde” te vinden. Frits was vaak op muizenjacht en bracht af en toe een dode muis mee naar binnen. Ik bestelde weer een pizza omdat de vorige zo lekker was, en ik door het lezen niet aan koken toekwam. Er kwam een andere pizzakoerier en de pizza was ook minder lekker.
Ancel Favre had zijn ouders in zijn schildersatelier in Montmartre vergiftigd en ze daarna op de binnenplaats begraven. Frits was al aan zijn derde dode muis toe. Ik verlangde naar een soort liefde die Frits mij niet kon geven. Af en toe ging ik de tweede woonkamer binnen om naar de schilderijen te kijken. Naakte niets verhullende vrouwen vastgelegd met olieverf, levensgroot en bijna net zo echt als de werkelijkheid. Ik kon er niet lang naar blijven kijken, want ik wilde verder met lezen in het boek.
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid