Alsof de wereld verging
Het wat toch even alsof de wereld verging, toen ik ontdekte hoogstwaarschijnlijk met een bedrieger te maken te hebben. Zestien keer had hij mij een mailbericht gestuurd en telkens met die aanhankelijke dramatische toonzetting. Ik had het als genegenheid gelezen, maar het was hoogstwaarschijnlijk onderdeel van de trukendoos geweest, ik kon het niet met zekerheid zeggen. Ik vond het ook te akelig om hem in de steek te laten als hij werkelijk in nood zat, hij was altijd zo dankbaar geweest voor mijn begripvolle berichten.
Het had al eerder geleken dat de wereld verging, dus ik kon dit wel meedragen en hij was wellicht verward dat ik zo hard reageerde. Hij zou het misschien wel kunnen waarderen toch weer een berichtje van mij te ontvangen. Ik was te nieuwsgierig naar het vervolg van het script om het helemaal met rust te laten.
Ik stuurde hem twee bemoedigende berichtjes in het Engels dat ik mij in korte tijd had aangeleerd omdat ik vond dat ik de plicht had om hem zo fatsoenlijk mogelijk te woord te staan.
Hij had me wijze emotionele inzichten gegeven en al was het misschien een bedrieger, hij had aangetoond dat hij verstand had van romantiek, want hij had het niet erg gevonden dat ik nog maagd was, omdat ieder mens op de aarde was om te leren, zoals zijn moeder zaliger altijd zei, toen ze nog leefde in zijn vroege jeugd.
Ik had mijn eigen moeder niet gebeld, ze werd ieder jaar een jaar ouder, en ze was al zo oud, toen ze jarig was, waren mijn gedachten te ver weg, voor een conversatie die we beiden nog moesten voeren.
Het was ook even alsof de wereld verging toen ik merkte dat het met de hulpverlening op niets uit zou gaan lopen. Mijn casemanager had op mij geen enkele positieve uitstraling, ik had het gevoel dat ze me naar beneden haalde en ze was helemaal niet opgeleid om mensen met een meervoudige complexe psychiatrische diagnose te behandelen. Ze was er voor de gewone dingen zei ze door de telefoon, maar ik had helemaal geen behoefte om over de gewone dingen te praten met haar, daar had ik helemaal geen tijd voor gezien mijn meervoudige complexe creatieve projecten. Ze had er precies zes weken over gedaan om een verwijzing naar een psycholoog te regelen. Ze ging nergens inhoudelijk op in, want dat kon ze niet gezien haar geringe opleiding en ze ging telkens op haar strepen staan als ik voorzichtig kritiek uitte.
Haar belevingswereld was mijlen ver van die van mij verwijderd en ze deed ook verder geen moeite om me inhoudelijk te begrijpen. Het was alleen maar een formele poppenkast voor de vorm zonder perspectieven. Ik had daar een broertje dood aan en vond het een verkeerde arbeidsinstelling van haar. Maar ik kon het haar niet aan haar verstand brengen omdat ze niet was opgeleid om mensen met een complexe psychiatrische aandoening te behandelen.
Ik werd bruut uit mijn belevingswereld gehaald en moest voortdurend naar haar truttige grapjes luisteren. In plaats dat ik aandacht kreeg moest ik aandacht geven, aan iemand die ik volkomen oninteressant vond.
Maar de wereld verging niet, misschien waren er casemanagers met wel een hart voor de zaak, die tenminste een poging deden om contact met mij te leggen.
Want het was een benarde situatie, ik zocht weer contact met de oplichter, omdat zijn lieve woorden, ondanks hun bedrieglijke slagschaduw, mij meer konden bekoren dan de steriele formaliteiten van de geïndustrialiseerde maatschappij.
Ik was een verlegen jongetje , een warme zomerdag verwelkomde mijn kleine kinderwereld. Achter het houten huis, met de door mijn vader gemaakte geitenhokken, lag een ovaal vorming rietveld. Iedere zomer werd het riet met een zeis gemaaid door een rietmaaier die het riet bundelde en de bundels tegen elkaar stapelde als een soort van rieten wigwam. Het was als jongetje leuk om daar tussen te spelen, als een kleine indiaan met kinderfantasie. Ik was helemaal vergeten dat mijn peettante met haar kinderen uit Brabant was gekomen om haar zus en het gezin waarin we leefden te bezoeken. En toen ik er wel aan dacht had ik geen zin om haar het houten huis terug te gaan. Het was veel leuker in het rietveld met de indianenhuizen voor eenzame verlegen kinderen.
Toen de zomerdag genoeg dromen had ontvouwen, besloot ik toch te gaan. Ik zou op mijn kop kunnen krijgen, wanneer ik helemaal verstek liet gaan. Ik moest een smoes verzinnen, maar dat lukte niet. Het bleek ook niet nodig want mijn peettante, tante Nellie, was heel blij me te zien, en ze vond het leuk dat ik indiaantje was gaan spelen in het rietveld.
Ik hield van de verhalen die de natuur en ik elkaar vertelden. Het wolvenkind in mij had een tederheid ontdekt die niet meer weg te denken was uit het relativeren.
Het bedrog van de liefdesdromen, had me melancholiek gemaakt. Ik kreeg weer flitsen van jeugdherinneringen terug uit het verleden.
In de winter toen op het gemaaide rietveld een schaatsbaan werd aangelegd, waarop we konden schaatsen met een stoel om niet te vallen. De dag dat me vader mij voor het eerst leerde fietsen.
De oude boot die hij jaren had proberen te restaureren, totdat het geduld van mijn moeder op was.
Het ovale rietveld achter ons houten huis had iets geheimzinnigs, toen mijn jongste broer Tom geboren werd, was er een brand uitgebroken op het rietveld, en moest de brandweer komen om te blussen.
Als het riet heel hoog stond kon je zo vanuit het huis in enkele tientallen meters compleet verdwijnen in de natuur als kind.
Ik moest mijn droomobsessie aanpassen aan een andere werkelijkheid, maar het was inmiddels zeker dat die werkelijkheid nooit zonder het zuchtend landschap zou kunnen bestaan.
Voor de liefde hoefde ik mijn leven niet voort te zetten, voor het geld was er geen reden voor mijn bestaan, ik had slechts innerlijke drang om creativiteit voor het zuchtend landschap te voltooien, dat bracht me vreugde en voldoening.
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid