Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Vroeger

Als kind al was ik dol op de velden en de wegeltjes achter het ouderlijke rijtjeshuis. We woonden vlak aan de rand van de stad, op een boogscheut van het bruisende stadsleven.

Mijn ganse jeugd liep en fietste ik over de aangestampte aarden landwegen, de putten ontwijkend die jaarlijks werden gevuld met een samenraapsel van grind en steen. Ook onze straat bestond uit een aarden weg die smaller werd naarmate men de bewoonde wereld naderde. Kleine arbeiderswoningen omsloten vanaf de versmalling, links en rechts, de aarden weg die op het einde met een strook kasseien aansloot bij de hoofdstraat. Het was het somberste gedeelte van de straat, zonder voortuintjes.
Het ouderlijke rijtjeshuis lag halverwege de straat op het einde van een nieuwbouwproject.
De nieuwbouwwijk had voortuintjes die beplant werden met kleurrijke eenjarigen en mini conifeertjes, alles in patronen aangelegd naar gewoonte van die tijd. ’s Zomers fleurden bloembakken met Pelargonium en vlijtig liesje de vensterbanken van de rijtjeshuizen op.
Naast onze woning strekte zich het platteland uit, met wegeltjes die de velden doorkruisten en weilanden waarlangs een beekje stroomde. Een gemengde haag van haagbeuk en meidoorn liep zijdelings langs een veld waar bonte koeien stonden te grazen. We vingen meikevers uit de haag en visten kikkerdril uit de beek. Tijdens de winter werd er vol spanning afgewacht tot de beken bevroren en het ijs dik genoeg was om er op te slidderen met stevige bottinnen. Niemand in de straat had schaatsen. Die kwamen pas later toen iedereen welvaart had. Een beetje verderop in de straat lag een stukje zompig loofbos. Het toverde in de lente een rozig tapijt van pinksterbloemen uit de bodem. Het was ons sprookjesbos waar we zomers bij droog weer fantaseerden, speelden en ruzieden. De zomers schenen eeuwig te duren, de winters leken strenger dan nu. Ozonalarm was onbekend. Giftige, fijne stofdeeltjes in de buitenlucht haalden nauwelijks het nieuws.

De prachtige ijsbloemen, tijdens de vriesnachten geëtst op de binnenzijde van mijn slaapkamerraam, verdwenen toen er verwarming op mijn slaapkamer kwam. ’s Land’s economie draaide stilaan op volle toeren. Ieder huisgezin kocht zich een wagen. De bloemrijke voortuintjes in de straat transformeerden in lelijke opritten met een grindparkeerplaats voor het nieuwe statussymbool. Ook de fleurige bloembakken verdwenen. Het leek wel alsof men bang was dat ze zouden vloeken met het blinkende chroom van de wagens.
Toen de eerste supermarkt zijn intrede deed in de hoofdstraat, sloot het gemoedelijke kruidenierswinkeltje op de hoek. Stilaan verdwenen ook de koeien en de hagen. De velden bleven er nog jaren verwaarloosd bijstaan, met opgeschoten gras en distels. De boer had er de brui aan gegeven, voelde de hete adem van de uitbreidende fabriek die achter zijn weilanden lag en was hij naar landelijker oorden getrokken, samen met have en goed.
Uiteindelijk werden de velden verkaveld. Een poosje later werd ook het sprookjesbos gerooid. Stijlvolle villaatjes en een bejaardencomplex verrezen op de plaats van de velden en het bos.
Mijn jeugd verdween op het moment dat de straat werd geasfalteerd en de beken in een ondergronds keurslijf van buizen werden geduwd. Straat en ikzelf werden opgewaardeerd. De zotte jaren voorbij kregen we een beschaafd voorkomen. Ik sloot mijn hippieperiode af met een lichtblauw blinkende Milletjas en een rode bromfiets Honda Amigo. Die droegen bij tot mijn ontplooiing, dacht ik toen. Ze verruimden mijn horizon en ze wendden mijn blik af van de paars geschilderde fiets en de landelijke wegeltjes die enkele straten verderop standhielden. Niemandsland versus urbanisatie, met een oprukkende, vervuilende fabriek die metaal verwerkte.

Met mijn brommer en mijn Milletjas ontdekte ik de stad, en mijn eerste lief, en de bibliotheek waar de afspraakjes doorgingen. Jef Geeraerts, toen omstreden met zijn gangreenreeks, was - en is nog steeds - mijn favoriete auteur. Het boek ‘Goelag Archipel’ van de Russische dissident Alexander Solsjenitsin, een dikke turf en verplicht leesvoer op de middelbare school, bekijk ik nog steeds met walging omwille van de schoolse verhandeling die me werd opgelegd.

Broers, zus en ik, we behaalden een diploma. Toen we uitzwermden, raakte het ouderlijke rijtjeshuis leeg.
Ouders werden grootouders. Kinderen werden ouders met een sliert nageslacht. Zondags kwam iedereen samen en vulde het huis zich met getater en kindergeluid. Ik herinner me de feestdagen met het koud buffet, door ma zelf bereid. En broer die de samenkomsten onstandvastig op video vastlegde, met wankele beelden die een chaotische familie suggereerden.

Ma stierf. Pa ging twee jaar later op een appartement wonen. Hij verkocht het huis aan een jong gezin. Ze renoveerden de woning en verwijderden de klimop die de gevel gedeeltelijk bedekte. Het rijtjeshuis kreeg nieuwe ramen en een aangepaste voordeur. Het heuphoge ligusterhaagje vooraan, dat grootvader veertig jaar geleden plantte als afscheiding met de straat, is nu verwijderd. De twee amandelboompjes die vroeg in de lente bloeiden met roze bloemetjes en die rechts het smalle paadje naar de voordeur begeleidden, zijn weggehaald, samen met de onderbegroeiing van Geranium endressi en witte Vinca minor. Ook de strook geurende lavendel die met de scheiding links een lelijk laag muurtje verdoezelde, is verdwenen.
Eén vlak betonklinkers heeft de plaats ingenomen, als parkeerplaats voor een grote wagen. Het laatste voortuintje is verdwenen – mijn ouders hebben nooit een wagen gehad.

Soms rijden we nog langs de oude straat, wanneer we pa bezoeken. De arbeiderswoningen, vooraan in de straat, zijn opgekocht door Turkse families.
Wanneer de auto de ouderlijke woning op de hoek passeert, denk ik aan vroeger, toen ik als kleuter zondags, zomers opgetut in een mooi jurkje, behoedzaam mijn voeten neerzette die knerpten op de aarden weg. Ik keek steeds naar de grond of er geen zonderlinge, glinsterende steentjes lagen die ik in mijn rieten mandje kon meenemen. Ma, pa, broers, zus en ik, wandelend langs de aarden wegeltjes, op weg naar mijn grootouders. Naar hun tuin met massa’s bloemen, waar de tuinkabouter mij begroette.

Schrijver: Greet Berghmans, 12 december 2006


Geplaatst in de categorie: woonoord

3.8 met 4 stemmen 1.403



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Michel
Datum:
8 februari 2007
Schitterend verhaal, vooral die passage over de milletjas deed leuke herinneringen terugkomen


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)