Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Over Trouvères, Troubadours, Minnensänger en Meistersinger

Wanneer in de 12de eeuw in Frankrijk een toestand van algemene orde en rust heerst, zien we dat in die dagen het culturele leven zich aanpast en dat zich daardoor nieuwe initiatieven ontwikkelen.
In de muziekgeschiedenis betekent het dat de bloei van de wereldlijke muziek toeneemt en dat nu eigenlijk voor het eerst van wereldlijke muziek gesproken kan worden. Dit in tegenstelling tot de muziek voor de kerk
die in het dagelijkse leven een grote rol speelt en dat gedurende de gehele Middeleeuwen zal blijven doen. De plaats van de wereldlijke muziek is echter niet in de kerk maar daarbuiten, met name in de kastelen en de burchten waar de adel en de grootgrondbezitters zich ophouden. Het is een tijd waarin voorlopig alle conflicten en ruzies op kleinere schaal plaatsvinden dan daarvoor. Er ontstaat belangstelling voor ideële zaken en men tracht in deze tijd de regels van ridderschap en erecode te gebruiken als leidraad voor het gedrag van mensen onderling.

De elementen waarop dat gedrag gebouwd kan zijn, zijn die van algemeen menselijk humanisme, mededogen en hoffelijkheid. Er ontstaat iets van een wereldlijke mystiek.
Deze wordt gepredikt en wortelt zich diep in het geestesleven van die dagen, een periode die van 1100 tot ruim in de veertiende eeuw voortduurt. De Vrouw staat in deze beleving centraal. Hoofse liefde wordt geboren, en er ontstaat in deze tijd een gezonde na-ijver om zich in dienst te stellen van idealen waarin belangeloosheid een overheersende rol spelen. Het is de tijd van de kruistochten, en de tijd van het ontstaan van de monumentale kathedralen waarin mensen zich manifesteren in dienst aan God. Deze mens laat zich inspireren tot een heilig en oprecht vuur en tot grote daden.

De kunst van de Trouvères en Troubadours ontwikkelt zich in Frankrijk en kon gedijen door gunstige politieke en culturele omstandigheden. Het repertoire van deze vroege musici is bewaard gebleven in handschriften.
De titels van enkele bundels luiden "Le Chansonnier du Roi" of "Le chansonnier d'Arras" of "Le chansonnier de St. Germain".
Het zijn bundels van Trouvères als Richard Leeuwenhart, Blondel de Nestle of Chatelain de Cousy. Beroemde troubadours zijn Marca Bru en Bernard de Ventadorn.
Het werkterrein van de Trouvères is Noord-Frankrijk, de Troubadours werken in het zuiden.

De kunst van deze musici is volstrekt eenstemmig. Zij schreven de teksten en melodieën maar voerden deze niet zelf uit. Daarvoor hadden zij hun eigen minstreels en jongleurs in dienst. Dat waren de "veldwerkers", die langs wegen en in kastelen hun entertainment brachten waarin muziek natuurlijk wel een grote rol speelde, maar waarin ook plaats was voor andere vormen van verstrooiing zoals jongleren, goochelen en andere vormen van circusachtig vermaak.
Ook de begeleiding van hun liederen was eenstemmig, doorspekt met veel versieringen en omspelingen, waarbij zij zich lieten leiden door het oor en niet door theoretische dogma's. Zij hebben in hun kunst gebroken met de kerktoonladders van het Gregoriaans en hebben daarmee de grondslag gelegd voor majeur en mineur.

De muziek van de Trouvères en de Troubadours is een kunst van edelen. Wat ons van hen is overgebleven zijn 2600 gedichten tegen slechts 260 melodieën. De toenmalige onnauwkeurigheid in het noteren van muziek heeft daar zeker mee te maken en zal daarvan de oorzaak zijn. Het repertoire van de Trouvères en de Troubadours bevat allerlei genres.
Het zijn herdersliederen, dansliederen en ballades, terwijl de liefde voor hen altijd weer de inspirerende bron is. Ze wordt in allerlei schakeringen gezongen.

In Duitsland zijn de Minnesänger in hun kunst sterk verwant aan hun franse collega's. Ook hier zijn de liederen eenstemmig en ook hier zijn hoofse liefde en ridderschap uitgangspunt. De kunst van de Minnesänger zoals die bewaard is gebleven heeft sterke bindingen met de kerk. Minnesänger als Walter von der Vogelweide, Wolfram von Eschenbach en Neithart von Teuenthal handhaven in hun muziek de kerktoonladders. Bovendien laten zij burgers toe in hun gelederen, een opvallend verschijnsel.
Als de kunst van de Minnesänger in de loop van de dertiende eeuw uitsterft neemt deze burgerij het over en laat het gilde van de Meistersinger ontstaan. Muziek maken is thans een volwaardig beroep.
Meistersinger moeten kunnen dichten, componeren en uitvoeren, en uit geschriften weten wij hoe streng de ballotage was om tot het gilde toe te treden. Helaas heeft deze gedragslijn een sterke verburgerlijking ten gevolge gehad waardoor een schoolse sfeer ontstaat waarin muziek uitsluitend als handwerk wordt gewaardeerd. De kunstenaar kan zijn persoonlijkheid niet meer ontplooien, want er zijn teveel bindende en bepalende voorschriften.
Eén van de laatste groten in dit gilde is Hans Sachs, onsterfelijk gemaakt in Wagners opera "Die Meistersinger von Nürnbeg".

Na Hans Sachs is het gebeurd met deze volstrekt individuele en hoogst expressieve vorm van kunstbeoefening zoals die in het verre verleden eeuwenlang bestaan heeft.

Schrijver: Wim Brandse, 21 december 2009


Geplaatst in de categorie: muziek

4.0 met 4 stemmen 284



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)