Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Hulpmiddelen

Het is maar een overweging mijnerzijds, maar misschien is het bij oude mensen een normaal verschijnsel wanneer soms situaties en al lang als vergeten gewaande feiten en kennis weer als een verrassende herinnering worden ervaren. Het begon bij mij zo rond mijn vijftigste levensjaar en het keert sindsdien regelmatig in een steeds meer frequente mate terug. Voorbeeld: zo besloot mijn vader dat ik op mijn tiende levensjaar de ‘Realschule’ moest bezoeken, welk niveau in 1946 in het Ruhrgebied ongeveer gelijk stond met de HAVO. Dat ‘moeten’ had twee redenen: ik zou het beter krijgen dan hij het als bouwvakker had en ik moest van hem dan maar architect worden. Een andere drijfveer was, dat grootmoeder deze school voor mij betaalde. De zesjarige opleiding werd door hogerhand in vijf jaar en vier maanden verricht, om het late schoolbegin na de oorlog weer te compenseren.

Over de genoemde school kan ik kort zijn: het waren voor mij vrij onbezorgde jaren, maar in sommige vakken presteerde ik maar matig. Mijn zwakste vakken waren geometrie, wiskunde en handelsrekenen, dat door ons scholieren altijd kortweg ‘Matte’ (mathematica) werd genoemd. Voordat ik de gemengd kwadratische vergelijkingen, hyperbel- en parabel berekeningen met gebruikmaking van een logaritmetafel, of de stelling van Pythagoras eindelijk begrepen had, waren mijn klasgenoten al weken verder in de lesstof. Scheikunde, fysica en talen lagen mij beter. Toch ging ik elk jaar over en misschien had ik ook wel beter gekund, maar dat zegt men later altijd. Dat ik in de vakken tekenen en muziek een tien had, maakte mijn vader zeker niet blij: “Daar heb je niets aan om voor architect te leren”, was zijn norse commentaar. Uiteindelijk leerde ik, na het behalen van het einddiploma, voor etaleur-decorateur.

Eenmaal in Nederland gevestigd had ik al snel door, dat er voor mij in dit beroep geen toekomst zat, als ik niet met mijn hoofd boven het maaiveld uitstak. Ik volgde meteen een nieuwe, grafische opleiding en werd machinezetter, waar ik me vertrouwd moest maken met het duo-decimale talstelsel. Later, met de komst van de computer werd ik dikwijls om- en bijgeschoold en moest ik vanuit de basis van het binaire stelsel met de digitale begrippen octaal en hexadecimaal leren omgaan. Toen ontstond plots weer interesse in mijn vroegere ‘zwakke’ schoolvakken. Zo kon ik, in mijn herinnering gravend, opeens met de formule van Pythagoras wél een onbekend gegeven berekenen en zelfs het algebra kwam begrijpelijk naar boven drijven. Tot mijn verbazing lukte het mij zelfs uit elk wikkekeurig groot getal rekenkundig en zonder hulpmiddel de tweede macht te berekenen. Mij herinnerend, dat wij hetzelfde ook hadden geleerd met een derde macht, lukte het mij maar niet dit uit mijn geheugen op te diepen.

In de vakantietijd kwam er een student van de Erasmus universiteit als tijdelijke uitzendkracht bij ons werken. Op mijn vraag, of hij de derde macht uit een groot getal voor me kon berekenen als ik het voor hem ter plaatse zou opschrijven, antwoordde hij ontkennend. "Morgen wel, want dan breng ik mijn rekenliniaal mee”. Het bleek, dat hij het nooit rekenkundig op school had hoeven leren. Ik snapte opeens ook veel beter, waarom ik de wiskunde-opdrachten van mijn kinderen nooit begreep, omdat deze benadering in niets leek op de mij bekende methode uit mijn jeugd. Toen had je ook nog niet de hulpmiddelen die tegenwoordig tijdens de lesopdrachten zijn toegestaan: laptop en rekenmachine. Het rekenliniaal was ons vroeger ook al bekend, maar we mochten het nooit tijdens een opdracht gebruiken. De hersenen en het herinneringsvermogen aan de leerstof waren de enig beschikbare hulpmiddelen tijdens een toets.

Desondanks was mijn schooltijd een effectief intensieve leertijd, ook al waren er tijdstippen dat ik deze met tegenzin onderging. Grootmoeder betaalde immers en haar mocht en wilde ik niet teleurstellen. Toch verbaas ik me nu dikwijls over het feit dat ik nooit één specifiek onderdeel van een bepaald schoolvak nodig heb gehad. Aan de andere kant heb ik de onnodige kennis ook nooit als een soort ballast ervaren. Het schijnt toch te hebben bijgedragen aan de manier, hoe ik me in het verloop van het werkzame leven nieuwe dingen lerend eigen heb maakt of de ervaringen een blijvende plaats heb geven. Beter kan het gezegde: ’je bent nooit te oud om te leren’ niet door mij als geloofwaardig worden uitgedragen.

Schrijver: Günter Schulz, 19 januari 2018


Geplaatst in de categorie: individu

4.0 met 1 stemmen 551



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Ton Hettema
Datum:
26 januari 2018
Mooie, inzichtelijke en inleefbare beschouwing, beste Günter. In die vergane dagen besefte men nog dat het doel van educatie was om de sluimerende mentale vermogens van de interne menselijke computer tot leven te wekken; niet om die biologische machinerie te laten atrofiëren..

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)