Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Verpletterde jongensdromen

(voor Halbo Christiaan Kool (1907 - 1968))

Je bent geboren op 25 januari 1907 op de Oude Kijk-in-'t-Jatstraat 45 in Groningen. Rond 1920 begon je te schrijven. Je ging naar een gymnasium en de Rijks-HBS in Groningen. Deze HBS is aan het Kamerlingheplein, op de hoek van de Nieuwe Kijk in't Jatstraat en de Grote Kruisstraat. Hij is in 1868 ontworpen door Herman Raammaker. Je studeerde ook aan het Christelijk Lyceum in Zeist. Op jouw 15-de ontmoette je Hendrik Marsman. Je schreef: 'Met zijn steile kuif boven een schipperstrui, zo zat hij op een divan, toen ik de kamer binnenkwam.'. Hij was de eerste dichter, die jij ontmoette. Weldra was hij de meester, die jou in de geheimen van de poëzie inwijdde. Marsman en Hendrik de Vries stimuleerden jou om te gaan publiceren.

Na het Lyceum in Zeist ging je naar het Willem Lodewijk Gymnasium aan de Oosterstraat 11 in Groningen, waar je in 1927 eindexamen deed. Jouw vader Halbo Cornelis Kool was de eigenaar van het dameshoedenmagazijn 'Maison Kool' in de Stoeldraaiersstraat 2. Jouw moeder was Christina Kolle. Je ging Franse literatuur aan de Rijksuniversiteit van Groningen studeren. Je publiceerde op jonge leeftijd in 'De Vrije Bladen'. Jij stond in nauw contact met de schildersvereniging 'De Ploeg'. In 1930 verscheen het door de schilder/typograaf Hendrik N. Werkman gedrukte boekje 'Pierement', met dichtwerk van J.C. Noordstar, N.E.M. Pareau (Herman Jan Scheltema), Herman Poort en jou. Het verscheen onder de groepsnaam 'Community Singing'. Jullie verkochten het boekje tijdens de meikermis op de straathoeken. Één van de kopers was de 15-jarige Reinold Kuipers, die later afdelingshoofd van De Arbeiderspers en directeur van Querido werd. In 1930 debuteerde je met de dichtbundel 'De tooverformule' bij Hijman, Stenfert Kroese & Van der Zande in Arnhem. Het telt 15 pagina's en de oplage was 200 exemplaren.

In de jaren dertig ging je naar de maandelijkse, literaire avonden bij de dichter Dirk Verèl aan de Herestraat 54a in Groningen, waar je Reinold ontmoette. Op 12 oktober 1935 getuigde je in de Remonstrantse Kerk aan de Coehoornsingel samen met andere letterkundigen tegen de oorlog en het militarisme. In 1937 vertaalde je 'De klokkenluider van de Notre-Dame' van Victor Hugo. Voor 1940 werkte je als secretaris van W.H. Wiardi Beckman, de hoofdredacteur van Het Volk/De Arbeiderspers. Met Victor E. van Vriesland vormde je de redactie van De Peperbus-reeks van uitgeverij Bigot & Van Rossum. In 1942 ontmoette je Ab Visser en Ferdinand Langen in de Herestraat en wist je hen te overtuigen om geen lid van de Kultuurkamer te worden. In 1944 heb je samen met Geert Lubberhuizen, Henriëtte van Eyck en Sjoerd Leiker de uitgeverij De Bezige Bij opgericht.

Na de oorlog was je enkele jaren het hoofd van De Arbeiderspers. Jouw vrienden waren Hendrik Marsman, Jan Campert, Menno ter Braak, Edgar du Perron en Jo Otten. Menno en Edgar waren van hun kant niet echt bevriend met jou, wat je later uit hun gepubliceerde brieven ontdekte. Dat was een genadeslag voor jou. Jouw vrienden overleden in de oorlog, wat je nooit goed verwerkt hebt. Na de oorlog had je als getrouwd man een relatie met jouw secretaresse Irene Vorrink. Op 19 mei 1947 werd jullie zoon Koos Zwart geboren, die een cannabisactivist werd. Irene trouwde voor de sier met de verzetsstrijder Joop Zwart, een huwelijk, wat snel strandde. Zij werd PvdA-minister in het kabinet-Den Uyl. Jij had contact met Gerard van het Reve en je stond model voor Arend Wortel in 'De Avonden'.

In 1950 vertaalde je '1984' van Georges Orwell. Je vertaalde ook werk van Albert Camus, Heinz G. Konsalik, Leo Tolstoi en Stefan Zweig. Je was redacteur van o.a. De Vrije Bladen, Het Venster, De Gemeenschap, Critisch Bulletin en Den Gulden Winckel. Na De Arbeiderspers werkte je zo'n 16 jaar voor de nieuwsdienst van de Wereldomroep. En daarna was je een tijd vertaler bij de Europese Commissie in Brussel. In de jaren zestig presenteerde je poëzie-avonden in het Mickery-theater in Loenersloot. Al jouw huwelijken mislukten en de belofte van jou als wonderkind heb je nooit waar kunnen maken. In het gedicht 'Mijn dode vrienden roepen:' schreef je: 'Hé daar, waar blijf je? jaar op jaar al vragen wij: zal hij nu komen?'.

Op zondag 26 mei 1968 verliet je jouw vriendin, die aan de Rubensstraat in Amsterdam woonde. Je fietste naar de Dirk A. Lambertszkade, met in jouw fietstas een fles jenever en slaappillen. Op het westelijk einde van de Dirk A. Lambertszkade, nabij Vreeland, gemeente Kortenhoef, pleegde je zelfdoding. Dat was nabij een huisje van de schrijver Willem van Maanen. Enkele dagen later ben je gevonden. Je werd 61 jaar en je bent op 5 juni 1968 in de Noorderbegraafplaats in Hilversum begraven. In 2009 is jouw grafsteen weggehaald en op 2 september 2016 ben je in de Erebegraafplaats 'De Utrecht' in Hilvarenbeek herbegraven.

Schrijver: Joanan Rutgers, 4 juli 2019


Geplaatst in de categorie: idool

4.0 met 1 stemmen 47



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)