Het gaat om het idee

‘Het gaat om het idee, niet om de mensen.’
‘Dus moslims mogen hier wel wonen.’
‘Moslims wel, maar mensen die de islam aanhangen niet.’
‘Maar dat zijn dezelfde mensen!’
‘Nee, want als moslims niet de islam aanhangen, kunnen ze hier gewoon wonen.’
‘Maar waarom mag de islam niet?’
‘Omdat de islam niet is te verenigen met democratie.’
‘Maar de burgemeester van Rotterdam Aboutaleb is een moslim en een democraat.’
‘Ja, Aboutaleb is een democraat, maar hij gelooft niet in de islam, want hij is een democraat.’
‘Maar Aboutaleb zegt zelf dat hij in de islam gelooft.’
‘Geloof jij dat?’
‘Nee, dat zegt hij. Hij gelooft dat.’
‘Maar je hoeft hem toch niet te geloven. Hij is een democraat, dus kan hij niet in de islam geloven.’
‘Maar hij kan wel moslim zijn.’
‘Ja, dat kan wel. Want het gaat om het idee dat iemand aanhangt en niet om wat je bent.’
‘Ah. Maar hoe definieer je dan wat een moslim is?’
‘Een moslim is iemand die zich moslim noemt.’
‘Maar als iemand zich moslim noemt, in de islam gelooft, maar ook de democratie aanhangt, is dat dan ook een moslim?’
‘Nee, want dat heb ik net uitgelegd. Als je een democraat bent, kun je ook moslim zijn, maar kun je niet in de islam geloven.’
‘Maar je kunt wel een islamiet zijn en tegelijk democraat zijn?’
‘Ja, dat kan wel.’
‘Maar hoe definieer je een democraat?’
‘Een democraat is iemand die de scheiding tussen kerk en staat erkent en de rechtstaat belangrijker vindt dan zijn geloof.’
‘Dus er zijn christenen die geen democraat zijn.’
‘Nee, die zijn er niet.’
‘Maar als je als christen je geloof belangrijker vindt dan de rechtstaat, omdat God belangrijker is dan de rechtstaat, dan ben je volgens jouw definitie geen democraat.’
‘Dat klopt, maar christenen doen dat niet.’
‘Ook als ze zeggen dat het geloof belangrijker is dan de rechtstaat?’
‘De rechtstaat is een onderdeel van het christelijk geloof – dus kunnen ze de rechtstaat niet boven het geloof plaatsen. Het is hetzelfde. Het is het Joods-christelijke gedachtegoed.’
‘Dus democratie en rechtstaat is het Joods-christelijke gedachtegoed?’
‘Jazeker.’
‘En atheïsten die democraat zijn en voor de rechtstaat, geloven die ook in het Joods-christelijke gedachtegoed?’
‘Ja, ze geloven immers in de rechtstaat en ze zijn democraat.’
‘Dus elke democraat die voor de rechtstaat is, is Joods-christelijk.’
‘Ja natuurlijk!’
‘Dus de moslim Aboutaleb is ook Joods-christelijk, omdat hij een democraat is en voor de rechtstaat is?’
‘Die ook!’
‘Maar dan kan iedere moslim wel Joods-christelijk zijn!’
‘Geen probleem.’
‘Dus mogen de moslims uit de hele wereld naar Nederland komen op voorwaarde dat ze Joods-christelijk zijn.’
‘Dat zou kunnen, maar er is een probleem.’
‘Probleem? Wat voor probleem?’
‘Omdat je dan niet weet wie van de moslims liegt en wie niet. Want moslims liegen allemaal. Dat mag van de islam.’
‘Aboutaleb liegt niet.’
‘Nee, maar dat heb ik al uitgelegd, Aboutaleb is Joods-christelijk.’
‘Hoe weet jij dat?’
‘Omdat hij niet liegt.’
‘Dus dan kunnen alle moslims die niet liegen, democraat zijn en voor de rechtstaat zijn hier wel naartoe komen.’
‘Precies. Je begint het te begrijpen, want die moslims zijn immers Joods-christelijke moslims. Het probleem is echter dat je nooit weet of ze liegen en daarom moet je ze allemaal tegenhouden.’
‘De goeden moeten onder de kwaden lijden.’
‘Het is niet anders.’
‘Het is een wrede wereld.’
‘Helaas wel, ja.’
‘Dat komt dus omdat het om het idee gaat.’
‘Ja, het gaat om het idee, niet om de mensen.’

Schrijver: Jan R. Lønsing, 21 januari 2016

janrlunsinghome.nl

mensen moslims democ moslims democratie

• 1
• 2
• 3
• 4
• 5

4.8 met 4 stemmen 132