Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

TIROLER GLOED

Het was een winterse dag, ergens in Oostenrijk. Het dal vol zuivere sneeuw was in een feestelijke stemming. De komende avond zou het oudejaarsfeest schallen. Overal klonk vrolijke muziek en opgewekte zang. In de gezellige zaal van het hotel werd druk gedanst en gebabbeld; de ramen trilden van het aangename lawaai.
Dat ene raam, vlakbij de hoek van de zaal, was klein, niet groter dan het venster van een smalle slaapkamer in een bescheiden huis. Maar juist dát raam had een prachtige, dieprode gloed. Want het bevond zich naast de vlammende open haard.
Egon, dat is een toepasselijke naam voor die rode gloed dacht: "Door dat luide zingen en trompetgeschal hoor ik niet het knapperen van het haardvuur. en daar zou ik juist zo graag naar luisteren."
Tenslotte daverde de feestherrie zo luid dat het raam héél hard trilde. Het raam zelf bleef heel. Maar Egon, de gloed, vloog door het glas naar buiten, viel op de sneeuw. De feestvierende mensen vonden dat het raam bij de haard er opeens somber uitzag. Daarom werd er een lamp bij geplaatst.
Het ging weer sneeuwen, daarbij woei het erg. Egon werd naar buiten gestuwd, en zweefde hossend voort. Daarna viel hij weer een eindje. Tenslotte ging hij steeds in schuine lijn naar boven. Tussen de sneeuwvlokken reisde hij naar de top van de berg, daar bleef hij liggen.
De hele verdere winter was hij een bijzonder schouwspel voor de sportieve wandelaars. 's Morgens en 's avonds werd hij beschenen door de kleurende zon, en glansde prachtig geelrood.
"Wat een wonderlijke rechthoekige vlek in de sneeuw," merkten de mensen op, en bleven er een aardig poosje bij staan. Ze wiste niet dat het haardvuur en de zon in die vlek samenspeelden.
Egon was blij dat hij midden op de dag onzichtbaar was: rust, zonder nieuwsgierige kijkers.
De winter ging voorbij. De lente deed alle sneeuw rondom Egon smelten. Hijzelf bestond nog wel. Maar hoe? Als de zon hem bescheen, was hij te zien als een kringetje van wazig geel. Wat vond hij dat vernederend! Met afgunst keek hij naar de hoge bergtoppen, waar de eeuwige sneeuw prachtig rossig glansde bij het opgaan en ondergaan van de zon. Hij lag namelijk op een bergrug van gras en gruis. Door al zijn nare gevoelens verkleinde Egon steeds meer. Tenslotte zag je op warme zomerdagen tussen de grassprietjes alleen nog een klein vlekje gebroken wit.
In het najaar regende het erg veel. Dofgrijze nevels hingen over de bergen. Was er van Egon nog iets over? Het gevallen regenwater spoelde over stenen, tussen het gras door. Die stroompjes namen Egon met zich mee. Hij werd naar de lagere bergweiden gespoeld. Daar bleef hij liggen, tussen de late herfstbloemen.
De regen hield op. Egon werd beschenen door koel zonlicht, was zelf nog een beetje trillende lucht. Denk daarbij aan een zuchtje, dat ontstaat als een kind een vogelveertje tussen duim en wijsvinger heen en weer beweegt.
Dat stipje lucht zag dat er geiten om hem heen liepen en smakelijk graasden. Hoe nietig Egon ook was, beneden in het dal zag hij het hotel, waar hij die bewuste oudejaarsavond als gloed van een raam had bestaan.
"Zal ik daarnaar terug verlangen? Werd ik maar weer zo groot als vroeger. Dat feest vol lawaai was toch beter dan mijn toestand, zoals deze nu is."
De geitenhoeder sneed heel wat gashalmen af, en verzamelde gevallen boomtakken. Dat kwam allemaal terecht in de voorraadschuur van de grote berghut. Daar woonde de geitenhoeder, en wilde nooit meer verhuizen.
Ergens tussen die stapels gras en dode boomtakken lag Egon, die nu echt een verstild dwergzuchtje was geworden.
Het werd winter. Sommige geiten werden in de stal van de berghut gebracht, andere hadden hun thuis in een boerderij, die diep in het dal lag.
Terwijl buiten een flinke sneeuwjacht woedde, werden in de berghut goede maatregelen tegen de kou genomen. De geitenbaas en -bazin wiepen armen vol verdroogd gras en dor hout in hun open haard. Wat laaiden de vlammen gezellig knetterend op, trots en zelfbewust!
Egon bevond zich ook in dat dansende vuur. Opeens vloog hij vanzelf naar het raampje van de voorgevel.
"Ik ben nu een vierkante gloed," juichte Egon. "En hier voel ik me nog veel prettiger dan in het grote hotel."
Dat prachtig glanzende raam gaf ook vreugde aan de man en de vrouw, die in de mooie hut woonden.
Des te meer vreugde gaf Egon enige weken later op de avond van oudjaar. Zijn gloed verspreidde zich door heel het kamertje. Dat bracht het blije echtpaar ertoe luid te zingen. De krekels, die bij de haard en in de schoorsteen overwinterden, sjirpten welluidender dan ooit.
Egon verstond de taal van die diertjes. Wilde hij hun woorden doorgeven aan de mensen?

Schrijver: Han Messie, 23 november 2018


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

3.0 met 1 stemmen 189



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)