Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Uitgesteld afscheid

Der Tod ist gross.
Wir sind die Seinen.
Lachenden Munds.
Wenn wir uns mitten
im Leben meinen,
Wagt er es zu weinen,
Mitten in uns.

R. M. Rilke

Rob, Pim en ik zijn oude studievrienden. We zijn elkaar blijven zien. We zeilen bij matige wind, en wandelen soms lang. Wij willen graag mooi oud worden, liefst zonder potjes en pilletjes, laat staan make-overs.
Over is de wilde jacht naar geluk, we gaan niet meer plankgas, maar stapvoets door het leven. De wereld die per (auto)mobiel te klein leek, wordt te voet weer groter en wijder. Zestig plus gaat slimmer om met energie, we delven de diepere lagen met beleid.

@

Alleen is er nu het bericht gekomen, dat Rob een beroerte heeft gehad. Hij ligt in een revalidatiecentrum bij mij in de buurt, randje randstad. Hij en Annemiek hebben een woonboerderij in Zeeland. Ik kan nu gemakkelijker bij hem langsgaan dan zij. Stond de vriendschap al jaren op een laag pitje vanwege de afstand, nu vlamt ze des te sterker op. Rob in Herstelstaete… Laat dit nou net de instelling zijn waar we vroeger grapjes over maakten! ‘Bejaardenhuis’ noemden we het. Het gebouw was toen net nieuw. We zouden er samen intekenen, voor een vrolijke oude dag, daar konden ‘ze’ op rekenen. Voorzichtig met die grappen! Rob zit er plotseling echt. Ik bezoek hem bijna elke dag, en we zetten ons levens-lange gesprek voort. Zij het met af en toe een zin, want praten kan hij haast niet, maar we doen gewoon. Rob wil niet sterven, hij heeft er nog geen zin in, hij voelt zich te jong. En hij is al eens eerder hersteld van zo’n attaque, dus waarom nu niet?! Als Rob vertrekt mis ik een vinger, mijn oude vrienden zijn nog op een hand te tellen en ik weet dat alles voorbijgaat, maar dit gaat me te snel. Rob moet blijven!
Vanachter mijn computer kijk ik naar de wolkenlucht. Nog laat licht, voor de tijd van het jaar. Ik zie onbebouwd landschap. Een bof voor stiltezoekers als wij, dat je op wolken geen nieuwbouwwijken of bedrijfsterreinen kunt neerzetten. Ze zijn trouwens nog nooit zo mooi geweest als sinds de klimaatomslag. Vroeger was dit al het koude seizoen, met strakkere luchten. Ik herinner mij winters van sneeuwmannen maken. Fantastisch hoe je van een kleine sneeuwbal in je hand zo’n superbal kon rollen! Samen bouwde je dan zo’n ijskoude sneeuwman, met steenkoologen en zonder benen. Of ijshutten, iglo’s, waar de hond in mee mocht. Kou kon heel knus zijn.
Nu lopen de gele jasmijnstruiken in de voortuin alweer uit. Uitlopen, beenloze sneeuwman… Rob heeft wel benen, hele lange zelfs, maar kan niet meer lopen. En ik weet niet wat hij erger vindt: niet meer lopen, of niet meer praten. Moet denken aan een kinderspelletje: wat je het liefst wou als het moest, doof of blind zijn. Ik koos blind.
Onze gespreksstof is beperkt. Ik las dat de aardas bezig is te kantelen. Duizelingwekkend, Rob boeit het niet. Zieners zeggen dat ook de menselijke geestesrichting verschuift. Daar zie ik hem eerder bij inhaken. We zullen andere keuzes maken, voor vrede bijvoorbeeld, en liefde voor allen. Wat dat betreft ligt de hond een stuk voor, die allemansvriend, hij houdt van meer mensen dan ik kan opbrengen. Daar wil Rob wel om glimlachen, maar hij zit vol boosheid. Annemiek kan het niet meer aan om hem thuis te verzorgen, en Rob wil maar een ding: naar huis!

@

Het wordt stiller om me heen. De zielenzwerm, waar ik ooit mee op de aarde kwam, is door de man met de zeis al aardig uitgedund. Bij een reünie van mijn klasgenoten zou hij de oude schoolbanken – die met de klapdeksels en de losse inktpotten - nagenoeg leeg aantreffen. Ik zou er misschien in mijn eentje tegen de leraar aan zitten koekeloeren. In onze klas ging het verhaal dat het Albert gelukt was zijn pik van onderaf door het gaatje voor de inktpot te wurmen. Wurm als lid-woord zal wel toepasselijker zijn geweest. Die goocheltoer lukte hem pas na langdurig, gebukt, zogenaamd zijn pen te zoeken. Jos heeft er toen een klap op heeft gegeven, zo ging het verhaal. Dierbare oude school met de zeventig leerlingen, waar een spinnetje al een gebeurtenis was, meisjes nog niet mochten, de zon de stofjes liet dansen; waar verveling heerste, en het verlangen naar later – wat allang nu is. Geen verkeersdreun drong er door, want die was er nog niet. Wel scheurden de eerste straaljagers al de hemel stuk. Onaandoenlijke hemel waar geen gebed doorheendrong, boven het schoolplein met de grove kiezel.
Een enkele oude tochtgenoot slentert er voorbij. Doorschijnende gezichten turen door de hoge ramen, en lijken zich af te vragen, wat deed ik hier ooit?

@

Verval kondigt zich altijd aan. Dat de ijsbergen smelten weten we allang. Een eerdere beroerte bracht Rob een jaar of drie vier geleden voor het eerst in een revalidatieoord; maar het drong toen niet echt tot me door. Pim en ik gingen er heen, hielpen met loopoefeningen, schertsend, hij zou weer herstellen. De pose, nog van de studententijd, dat hem eigenlijk niets mankeerde, hielden we als op afspraak vol. Wie met elkaar in de collegebanken heeft gezeten houdt daar een gezamenlijke toon aan over. Rob moest maar goed oefenen. Gezien worden als man onder de mannen, dat vereist minstens te kunnen lopen, hoe dan ook. Rob in een rolstoel? Nooit, knikte hij. Geen rijdend borstbeeld van hem maken. We beseften dat hij wil doorgaan als volledig mens. Als tweevoeter.
Ze hebben in dat centrum er toen voor gekozen met platina pennen zijn enkels vast te zetten, hij zou dan minder zwabberen en dus niet zo snel omtuimelen. Het resultaat was dat hij, eenmaal redelijk hersteld, liep als een reus op lemen voeten, of als iemand die een zware kist met peren voor zich uit draagt. ‘Het gaat goed, joh’, zeiden Pim en ik af en toe. Nu doen we er het zwijgen toe.

@

Schrijver: Max
Inzender: J. Vroemen, 1 oktober 2007


Geplaatst in de categorie: afscheid

2.3 met 3 stemmen 821



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)