Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Venticare

Normaal kan ik er geen genoeg van krijgen. Lezingen over razendsnelle levensreddende interventies, gelardeerd met bloederige plaatjes. Je kan er wat van leren. Tenslotte is het mijn werk, levens redden, mensen bevrijden uit de klauwen van de dood. Vaker is het gewoon een fabriek van narigheid en ellende, en minder heroïscher, maar dat terzijde.
Gisteren heeft Mischa gebeld. Haar vader gaat dood. Ze huilt. Piet Kuiper, de ongeslagen kampioen schapensheren van het eiland gaat dood. Ik kan, ik wil het niet geloven. Hoe vaak heeft die man met zijn negen kattenlevens niet al op sterven gelegen? Dus blijf ik eerst behoedzaam, zeg niet veel, niet om te troosten, niet om te ontkennen, maar zeker niet om te bevestigen. Haar vader, haar alles, de laatste man in haar leven nadat ik weggegaan ben, ze is er nog niet klaar voor. Ze vertelt dat de plaspillen niet helpen. Dat zijn nieren langzaam naar de klote gaan. Dat hij eventueel nog naar ons kan komen, dat we hem kunnen dialyseren, en dat we weet ik veel nog wat hem zouden kunnen uithalen. Maar dat hij niet meer wil. En dus gaat hij dood. Ik begrijp dat het nu menes is en zwijg.

Nu heb ik er al 's morgens geen zin meer in. Ik vlucht naar buiten. Woemi is op weg naar een hoogst boeiende lezing over acute thoraxchirurgie bij een hoog energetisch trauma, dat is bijvoorbeeld als je met kilometertje of 80 tegen een boom knalt en we moeten kijken wat er nog van je te maken is. Als die vol is pakt ze de cardiogene shock of, heel basaaltjes, de adequate pijnstilling. Maar ik niet. Ik wil er gewoon even vanaf. Vanmiddag gaan we samen naar Van Lommel, beloofd is beloofd. Horen we hoe God er uitziet. Zonder dat woord te noemen natuurlijk want God is in 2010 net zo'n vies woord geworden als Kanker. Nu hebben we het over bewustzijn dat voort blijft bestaan na de dood. In 2010 hebben we daar De Heer niet meer voor nodig. En door Hem niet te noemen bestaat Hij in ieder geval niet meer voor ons. Of wel. Of niet. Wie zal het zeggen.
Piet gaat dood. Had die boerenklootzak nou niet even met hem kunnen wachten? Zijn hele leven hard gewerkt, grondwerk, het riool, straten, dat soort dingen. Zijn longen verkloot in een graansilo, zijn rug met het schapenscheren. Mij liet hij het eiland zien, zijn eiland. waar de Russenoorlog gewoed had, in welke boerderijen ze zaten, en waar de Duitsers. Officieel was het al vrede. Maar die moffen wilden nog maar een ding: wraak, en afrekenen met die Georgiers die het gewaagd hadden zich tegen ze te keren. Het werd een bloedbad. piet Kuiper, voor mij is dat het eiland.
Ik koop een pakje sigaretten. gisteren gestopt, vandaag weer begonnen. Het interesseert me allemaal geen zier, nu niet. De omgeving van het complex is al even deprimerend als mijn gedachten. Het grijs overheerst, de lucht helpt mee. Eigenlijk zou het moeten regenen nu. Het wil niet, net als huilen niet wil.

Dat zou het beste zijn, ik weet het. Gewoon een potje janken en dan maar weer verder he. Ik denk aan de lezing van vanmiddag. Het zal wel zoiets worden als 'hoort de engelen zingen'. Het zal wel net zo onecht en vals zijn als de feloranje vlaggen die in het betonlandschap hier wapperen. Geleuter over tunnels en hemelpoorten waarachter een helder prachtig licht, en Petrus, ongetwijfeld in een modern jasje, als knappe jongeling met een prachtige sixpack of zoiets. Vergeet in nog de prachtige muziek en de heerlijke geuren. Je moet er maar in geloven.
Gek is dat. Toch geloof ik daar in. Kanker bestaat. God ook. Nou ja, bestaan, het is eigenlijk een niet-bestaan, een zijn dat niet-zijn is, een kleur die geen kleur is, iets van een ander orde, van een ander entiteit, uit een ander heelal. Ja. zo is het; een ander heelal. Je wordt door een zwart gat opgezogen, en floep, daar ben je weer, is er weer geur en kleur en tijd. En taal natuurlijk. Ik zie Mischa, ze zit te puzzelen, ze lacht naar me.
'Gaan we fietsen?' wil ze weten. Ze zit te popelen, alleen voor die tochten met mij heeft ze een nieuw karretje gekocht. Woemi is wat gereserveerder. Voor haar hoeft het nooit zo lang, zo hoog of zo ver. Maar zo'n dagje uit op kosten van de baas wil ze wel. 'Je kan er tenslotte nog wat van leren' lacht ze.

Goed dan, genoeg gesomberd en gerookt. Tijd voor de lunch en daarna wil ik ook wel eens weten hoe er boven echt aan toe gaat.
Piet vertelde me hoe hij als jongen van 12, 13 de nauwelijks ontgonnen polder werd ingestuurd om schapen te hoeden. Een hele zomer alleen met die beesten in de wildernis. Toen met november storm, regen en kou kwamen brak er wat. Hij vluchtte naar huis, hij verdomde het gewoon verder. In plaats van het verwachte pak rammel, hij had tenslotte zijn schapen aan hun lot overgelaten, was er begrip.
'Het is goed jongen' zei zijn vader, meer niet. Kom maar, het is goed, je mag eindelijk naar huis.

Schrijver: jorrit, 28 mei 2010


Geplaatst in de categorie: overlijden

2.3 met 9 stemmen 575



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)