Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Das Unvollendete

Ergens houdt het op. Ik vind op zijn kamer een fotoboek dat Cornelis aan het maken was voor een van zijn kroost. Jaarboeken noemde hij ze, volgeplakt met alle kiekjes van verjaardagen en partijen waarbij hij ook bij was. Etende en drinkende mensen, slechte, onduidelijke foto’s vaak, met halve lijven en veel niks. En als je jezelf dan tien keer in dezelfde appelpunt ziet happen, merkt dat het leuke truitje dat je aanhad toch tekort was en niet kleurde bij de rest, dat die rimpels nu echt niet meer weg te werken zijn, en dat je na een paar glazen er niet meer zo florissant uitziet als je dacht, tja dan. Die boeken belanden of op zolder, of in de ton.
Ik neem het mee naar de kamer, laat het Charlotte zien. We bladeren erdoor, de laatste verjaardag, de laatste Sinterklaas, Kerst. Dat soort dingen, waar ze nog de moeite namen hem mee naar toe te slepen. Slepen, een juister woord is er niet. Om hem uit de stoel te krijgen zijn er zowat twee man nodig, de rolstoel extra large kan niet door de deur van zijn kamer , dus moet hij een paar passen lopen. Dan moet hij naar de auto, weer eruit, instappen is een drama, eruit nog meer natuurlijk. Enzovoorts, enzoverder.

‘Das Unvollendete’ zegt Charlotte als ze het nog niet half afgemaakte boek weglegt. Schubert eindigt zijn korte leven met die symfonie, Cornelis zijn lange met een plakboek. Erg door emotie getroffen lijkt ze niet.
Eerder vindt ze het wel leuk. Al dat bezoek, als hij nog amechtig op bed zijn laatste adem ligt uit te blazen. Eerst nog rotsvast vertrouwend in De Heer, dan, als zijn verstand hem al verlaten lijkt te hebben, angstig, twijfelend, piepend: ‘nee, nee, ik wil niet’.
Niks te willen, klap voor je billen. Eindelijk heeft Petrus zijn kamertje voor hem klaar, en mag hij het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen. Houdoe Cornelis, cu in heaven.
Al dat bezoek, als hij gegaan is. Charlotte schuifelt met iedereen mee naar de kamer waar hij opgebaard ligt. Spreekt plechtige woorden: ‘hier heeft hij zijn doodsstrijd gestreden’ en laat dan zorgen voor koffie met een koekje. Nu is alle aandacht voor haar.

Ze zeggen dat het nog komen zal. Ze zeggen dat hij niet zo aardig geweest is tegen haar, op het einde. Dat het daardoor komt, die vlakheid, die schijnbare onverschilligheid. Getrouwd met haar uit christelijke plicht schreef hij in zijn afscheidsbrieven aan zusters, broers, vrienden. Charlotte, haar eerste man verzopen in zee, alleen met kind. Tja, en dat in die tijd. En toen was daar Cornelis, de nobele ridder, bereid om zich op te offeren voor Charlotte en haar dochter. Zo lust ik er nog wel een paar.

‘Waarom?’ vraagt hij, als ze hem vertelt dat ze bij hem komt wonen in het verzorgingshuis, ‘laat me alleen’. Leuk, na ruim vijftig jaar alles gedeeld te hebben.
Maar het machtsevenwicht is doorbroken. De altijd nuchtere Charlotte heeft nu de bovenhand.
Ík ga naar de hemel’ zegt hij zelfvergenoegd.
‘O ja’ riposteert Charlotte, ‘hoe weet je dat zo zeker?’ Ze houdt niet van dat gezever, heeft er nooit van gehouden. God, daar weten we niks van. Die is een maatje te groot voor ons, zelfs voor de grote Cornelis. Zo denkt Charlotte.

‘Weten we nog niet wie gelijk heeft’ zegt Woemi. We leunen over het bed waar hij ligt opgebaard. Het is veel te warm, hij stinkt een beetje.
‘Als hij maar niet op zondag gekist moet worden’ zegt een zoon. ‘Kost ons dan de hoofdprijs’. Maar ik vermoed dat Cornelis zelfs in zijn dood slecht met geld is.
Waar hij ook is, hier is hij niet meer. Dat uitgeteerde geelwitte lijf, en dat dat pak. Eens verkozen tot de slechts geklede man van Fokker. Wars van uiterlijk vertoon, wars van onderscheidingen en dat soort onzin. Moet je nu zien.
Charlotte roept ons. Er is koffie.

En ze vertelt. Een van de laatste nachten dat hij verward, maar nog bij kennis is. Hij roept haar: ‘Charlotte vanuit Limburg, Charlotte, dochter van Anna, dat ben jij toch?’
‘Ja’ zegt Charlotte. Je kan, ook overdag, zo het huis inlopen om het leeg te roven, ze zal niks merken of horen, maar als haar man roept is alles anders.
‘Haal me eruit’ commandeert hij.
Kansloze missie natuurlijk, zelfs met ijzeren zuster durven ze het niet meer aan.
‘Waarom?’ wil Charlotte weten.
‘Gaan we naar huis, lopen we samen weg, gaan we samen naar huis’
‘En u, nu?’ vraagt Woemi voorzichtig. Ze weet wat Charlotte wil. Naar huis. Ze weet wat de kinderen willen. Wat misschien ook maar het beste is. Nooit meer naar huis, vier en tachtig jaar oud zijn en je weg maar zien te vinden in een vreemde omgeving.
Charlotte geeft geen antwoord. Roert in haar koffie. Woemi heeft melk gewarmd en opgeklopt, precies zoals ze het wil. Lekker.
‘Ze zijn hier toch lief voor je’ probeert Woemi nog.
‘We zullen wel zien’ zegt ze tenslotte. Woemi en ik kijken elkaar aan. De overgave is nabij.

‘Naar huis, hij bedoelde natuurlijk de hemel’ zeg ik tegen Woemi. Hij ligt in zijn kist. Een mooie vurenhouten kist is het geworden, op zondag, waarna zijn kleinkinderen hem hebben vol gekladderd met allerlei liefs en leuks. Voor allemaal had hij een bijnaam, een koosnaampje, en ze ondertekenen daarmee. Alsof ze met hem ook hun kindernaam afleggen. Woemi aarzelt. Dan schrijft ze: ‘we waren altijd welkom’.
En ondertekent: ‘Woemi’. De bolle, die zal nooit meer ‘de bolle’ zijn. Hij is nu gewoon Chris. Van Puffelen? Roeland noemen we hem. Geen kind meer, maar een knappe jongen van achttien.
Maar Woemi? Ooit had Charlotte een dochter, die noemde Cornelis zo. Toen ging ze dood. En opeens, was daar weer een vrouw die.. die manier van lopen, praten, die jongensbenen, die manier van doen.. Woemi huilt. Zij zal haar naam niet afleggen hier. Nu is het haar naam.
‘Dag Cornelis’ schrijf ik. Verdomme, wat kan je een mens toch missen.

Schrijver: jorrit, 17 mei 2011


Geplaatst in de categorie: overlijden

3.2 met 9 stemmen 1.401



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)