Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

wordt vervolgd 2

God

Als je nou aan mij vraagt: ‘heb jij een rot jeugd gehad?’ dan moet ik toegeven : ‘nee!’ De mensen om mij heen hebben allemaal geweldig hun best gedaan om nog iets van mij te maken. Het is gewoon niet gelukt net als bijvoorbeeld bij een taart die je in de oven zet : je kan hem er nog zo goed op voorbereiden: eenmaal in die oven moet hij het toch allemaal zelf doen. Misschien stond bij mij thermostaat wel te hoog. Het zou ook kunnen dat ik al verrot was voordat ik erin ging. Ik heb altijd opgezien tegen het leven. Wat maakt het uit, het interesseert niemand.

God heeft het eerste en het laatste woord. Daar tussenin moest je het maar uitzoeken. In feite kwam het erop neer dat God een soort toekijker was: Hij bepaalde wanneer je geboren werd en doodging. In between kon je net zoveel rotzooi trappen als je wilde, nooit zag je Hem eens verschijnen. Ik dacht als klein kind al dat God een mengelmoes van boeren bedrog en hocus pocus was; toch dacht ik ook wel over God zoals over Sinterklaas: er kon wel eens iets van waar zijn ! Maar toen ik eenmaal Zijn zoon leerde kennen (dat was ongeveer op hetzelfde moment, want die gast bestaat ook al ruim 2012 jaar !), geloofde ik er helemaal niks meer van. Wat een slappe ouwehoer! Die God kon tenminste nog wat klaarstomen. OA de schepping in slechts zeven dagen. (kijk maar op het pak !) Maar Jezus bakte er niet veel van op de aarde. (wie stuurt er nou een hippiezoon de natuur in ?) Over het water lopen, kan iedereen tegenwoordig met een paar waterskies. Later bleek uit opgravingen dat dat stel afgetrapte Romeinen elke dag wel een paar rebellen kruisigden. Iedereen die een verkeerd woord liet vallen werd gratis en voor niets tegen de planken getimmerd, daar waren die lui helemaal niet karig mee. Het was blijkbaar een soort folklore en ik vind dat tegenwoordig nog vrij humaan, vergeleken bij wat je allemaal met iemand kunt uitspoken voor zijn dood !
Eens zag ik een invalide kind op een camping. Een jochie van mijn leeftijd dat in een stoeltje met riempjes zat (dat ‘ie er niet uitdonderde) en constant met z’n hoofd heen en weer schudde, terwijl draden kwijl uit z’n mond liepen. Af en toe slaakte hij een angstaanjagende kreet die tot de washokken te horen was. ’s Nachts ging dat gebrul gewoon door, leuk voor die ouders ! Sindsdien begreep ik dat God bestreden moest worden.
Ik kwam al snel tot de conclusie dat het maar het beste was als het kwade zou overwinnen. Het goede verveelde me mateloos.



Alles moet stuk !
Holy shit ! Ik doe m’n ogen dicht en ik ben er weer : in de stukmaaktijd ! Ik kreeg vaak iets van de overlevering want ik was de jongste. Soms was het een treintje of een vliegtuig, meestal afgekloven rotzooi, maar ik zag er toch nog iets in. Na verloop van enkele dagen begon het me de keel uit te hangen. Langzaam maar zeker kreeg ik een uitgesproken hekel aan dingen iha en spullen in het bijzonder. Ik vernielde de zaakjes één voor één of allemaal tegelijk. Soms deed ik een circusact van Toni Boltini waarbij ik met een mes naar m’n boeken gooide. Zo raakte ik spoedig door mijn waren heen.
Ik had een meegaande vriend, een zekere Ronald met een heus luchtdrukpistool. Hij vond stukmaken ook wel lekker. Zinde iets ons niet dan schoten we erop met het pistool, eerst van een afstand en later –als het van veraf niet goed lukte, van dichtbij. Dat gebeurde op de vrije woensdagmiddag als we niet naar die afgrijselijke lagere school hoefden. Eerst deden we het bij mij thuis, maar ik zag de opvoedkundige bui al spoedig hangen, dus ik stelde voor onze bezigheden bij mijn vriend thuis voort te zetten. ‘Ok’, zei Ronald. Bij sommige voorwerpen werkte onze schietkunst niet : we gebruikten dan meestal een hamer uit de hobbykist van zijn vader (waar verder alleen een schroevendraaier inzat, want mensen op flats hebben niet veel gereedschappen) om ons oeuvre te volbrengen. (uiteraard deed ik zulke dingen nooit met de spulletjes van mijn eigen vader, stel je voor !) Eerst sloegen we er gewoon een beetje op los, maar naarmate we meer ervaring kregen in stukmaken, gingen we steeds vakkundiger te werk om te vermijden dat de losse stukken overal heen vlogen. We deden de spulletjes in een oude handdoek en daarna sloegen we ze met de hamer aan spetters; lukte dat ook niet dan sprongen we erop.
Op een dag gebeurde natuurlijk wat moest gebeuren: de moeder van Ronald herkende onder zijn bed een boutje van wat eens een fototoestel was en ontdekte dat we al hun jeugdherinnering vertrapt, vernield en weggegooid hadden. Nog dezelfde avond belde de gehele familie bij ons thuis aan voor een ‘gesprek’. Daarna was het afgelopen met de vriendschap maar dat gaf niet wat mij betreft want ik was die lul van een Ronald allang zat. Ik probeerde mij half huilend terug te kopen bij mijn vader met woorden van spijt. M’n vader antwoordde: ‘jij hebt alleen spijt dat het uitgekomen is’. Zo dom was hij dus ook weer niet !

Schrijver: frans, 19 oktober 2012


Geplaatst in de categorie: geweld

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 138



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)