Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Vissen (1)

Een paar keer zijn mijn vader en ik samen wezen vissen. Dat was niet zo maar een vispartijtje nee dat werd goed voorbereid. De avond vooraf was mijn vader al bezig mooie deegballen te kneden van brood en een beetje koffiemelk. Van havermout, oud brood en melk werden stevige voerballen gemaakt. Dobbers, draad en haakjes werden aan een laatste inspectie onderworpen. De thermoskan voor de koffie werd op het aanrecht klaargezet door mijn moeder. Ik ging vroeg naar bed want we moesten om half vier opstaan.

De volgende morgen kwam mijn moeder voorzichtig mijn slaapkamer binnen en zei zachtjes ‘opstaan, opstaan het is tijd’. Mijn moeder ging weliswaar niet vissen maar toch werd haar een zeer belangrijke rol in ons visavontuur toebedeeld. Zij mocht 's morgens de koffie zetten, de broodjes smeren en de tas inpakken. Daarna kon ze, pas als we de deur achter ons dicht hadden gedaan, nog een paar uurtjes naar bed. Wij niet.
Stevig doorfietsend bereikten we om kwart voor vijf Café de Plankensloot. Dit café bevond zich langs de weg tussen Zuidlaren en Midlaren. Achter het café lag een vaartje dat uitmondde in het Zuidlaardermeer. Dat vaartje had ook de naam Plankensloot hetgeen niet helemaal toevallig was. Het was al een drukte van belang toen we het café binnen gingen. Niet om wat te drinken uiteraard, dat kon er niet af omdat er ook een roeiboot gehuurd moest worden. We liepen naar het botenhuis om daar een mooie roeiboot uit te zoeken. De keuze was zeer beperkt. Alleen de kleur tussen de boten verschilde lichtelijk. Voor we in de boot stapten werden er nog twee lange dunne palen uitgezocht die ook mee moesten. Na wat gehannes met de roeispanen die gebruikt werden om ons af te zetten op de houten loopvlonders gleden we langzaam het botenhuis uit.

In een roeiboot zit de roeier met de rug naar de roeirichting. Mijn vader was uiteraard de roeier zodat ik de belangrijke taak kreeg toegewezen om de richting in de gaten te houden. Als ik bijvoorbeeld zei ‘iets naar rechts’, om niet in het riet te verzeilen, dan was dat voor mijn vader links. Ik moest die ingewikkelde vertaalslag tientallen malen maken hetgeen mij heel wat zweetdruppels bezorgde. Ik wilde natuurlijk geen fouten maken als kapitein. Nou maakte dat in de praktijk niet echt veel uit want bij elk commando dat mijn mond verliet keek mijn vader toch even over zijn schouder of het wel goed ging. Aanwijzingen aanhoren was tot daar aan toe maar hij wilde wel graag het heft in handen houden. Eenmaal uit de Plankensloot gingen we het grote water op en roeiden we nog een flink stuk door totdat mijn vader zei: ‘daar, dat is een mooie plek’. En inderdaad het was een mooie plek vlak tegen een rietkraag aan en het opkomende zonnetje half in de rug. De zon in de rug is belangrijk want anders schittert het teveel in het water waardoor je niet elke beweging van de dobber goed kunt zien en dat is geen onbelangrijk onderdeel bij het vissen. De boot werd vakkundig geparkeerd en de twee palen werden de grond ingedrukt waarna de boot met stukken touw aan de palen verankerd werd. Direct werd de zak met voerballen tevoorschijn gehaald en drie ballen werden met precisie op de plek gegooid die mijn vader in gedachte had als zijn stekkie. De ballen konden dan vast langzaam op de bodem uit elkaar vallen zodat van heinde en ver de grootste exemplaren zich hongerig op hun galgenmaal zouden storten. Ik vond het een vreemde gang van zaken. Je dekt als het ware de tafel met de lekkerste gerechten in de hoop dat jouw van haak voorziene verdacht uitziende deegballetje uitverkoren wordt. Maar het schijnt bewezen te zijn dat het werkt dus heb ik me bij dat feit moeten neerleggen.

-wordt vervolgd-

Uit: Jeugd in Zuidlaren

Schrijver: Nico Noorman, 14 juni 2013


Geplaatst in de categorie: algemeen

4.7 met 3 stemmen 94



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)