Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

WIJZE ARBEID

Ergens in Midden-Europa liep de wijsgeer Philippus langs het bergpaadje omhoog. Ook al was deze filosoof een westerling, hij droeg een Indiase tulband. Een lange, wijde Oosterse mantel reikte van zijn schouders tot aan zijn enkels.
Philippus ging van het paadje af, stapte tussen struiken door, en stond stil bij een lage rots.
"Ik ga weer eens heerlijk in mijn denkgrot zitten," prevelde de man in zichzelf.
Voorzichtig schuifelde hij door de donkere gang. Daarna hurkend een klein, nauw gangetje door... Dat ging zeker niet zo vlot met een lange mantel. Philippus stond in een ruime, boogvormige zaal. Hij was door dichte duisternis omgeven... Ja, heel bewust.
"In het pikdonker kan mijn hoofd snel legstromen. Daarna zal mijn brein zich opnieuw vullen."
Even dacht Philippus nergens meer aan. Als vanzelf haalde hij een grote lantaarn vanonder zijn mantel. Helemaal op de tast stak hij deze aan. In wijde kringen liep hij heen en weer door de ondergrondse zaal, liet zijn lantaarn naar alle kanten schijnen. Het licht maakte grote druipsteenfiguren zichtbaar. Die grillige, kleurige gesteenten waren al onnoemelijk oud. Ofschoon Philippus hen allang kende, zag hij er steeds weer iets anders in.
"Kijk die slanke lichtblauwe kegels aan de zoldering," dacht hij. "Vorige maand beeldden ze tevredenheid en rust uit. Een week geleden straalden ze wat anders uit: het verlangen van de mens om eindeloos veel te vragen. Wat zie ik er nu in? Het feit dat veel mensen beter onwetend kunnen blijven.
Vlak voor mij... Al die witte spitsen boven op elkaar: net de tanden van een reusachtige potvis. Daarin zie ik dat er altijd onenigheid in de wereld zal blijven. Maar dit zal ook nodig zijn om de aard en de wil van een ieder te versterken.
Langs de wanden, al die gladde krommingen en uitstulpingen, gelig en lichtroze... Dat lijken wel geweldige kleden vol vouwen en diepe plooien. Nu eens zijn het luie lakens, die noden tot rusten en alles maar laten zoals het is. Een andere keer zijn het ontzagwekkende krijgsbanieren. Ze schijnen uit te dagen tot strijdvaardigheid en voortdurend ondernemen."
Altijd waren het dezelfde druipstenen in die prachtige, donkere zaal. Toch hadden ze steeds een andere boodschap.

Een maand later gebeurde er iets wat Philippus nog nooit had meegemaakt in zijn grot. Boven zich hoorde hij een kloppend geluid. Daarbij vielen wat steentjes op de bodem van de zaal, rolden een eindje voort.
"Wat betekent dat? Wordt mijn denken opeens verstoord? Of is dat het geluid een aanduiding dat ik een verkeerde gedacht heb, wat de wijsheid betreft? Kan ik beter in de buitenlucht nieuwe ingevingen krijgen?"
Een kwartier later stond Philippus op de berg. Daar waren heel wat mensen aan het zwoegen. Sommigen groeven met sterke spaden, anderen sloegen met houwelen in de rotsachtige grond.
"Moet door jullie arbeid mijn wijs denken ophouden?" vroeg Philippus.
Alle mensen lachten spottend.
"Ach man," proestte de werkopzichter. "Wij weten heus wel het een en ander van jou af. Trek jij je maar rustig terug in jouw grot. Wat doe jij eigenlijk? Wij laten onze handen tenminste nuttig werk doen."

Hoeveel dagen zat de wijsgeer niet te kniezen in zijn denkgrot? Voortdurend zat hij in het donker, zijn lantaarn uit. Af en toe brokkelde de zoldering weer een beetje af.
"Ach, mijn denkend werk zal samen met mijn mooie grot vergaan," jammerde Philippus als hij dat tikkende geluid hoorde.
Een enkele keer stak hij toch nog zijn lantaarn aan. De druipstenen stonden er neerslachtig bij, zonder enige hoop. Gauw doofde Philippus het licht weer.
Een ratelend geluid klonk boven hem.
"O, de zaal stort in elkaar!!" schreeuwde de wijsgeer. "Daarmee zal ook mijn denkwereld vergaan. Ik heb alleen nog mijn lijf te redden!"
Op handen en voeten schoof hij de gangetjes door, en stond buiten. Besluiteloos stond hij daar, hoopte nergens meer op... Afwachten, willoos afwachten...
Over de berg reed een trein.
"Ja, die mooie trein kon je zeker horen vanuit jouw denkgrot," klonk het lachend. Naast de nieuwe spoorweg stond een van de mannen, die hij onlangs aan het werk had gezien.
"Nu, ik neem mijn woorden van vroeger terug," antwoordde Philippus nederig. "Ik wist niet dat jullie een weg voor de trein aan het maken waren."

Vol blijdschap zat de wijsgeer weer na te denken in zijn grot. De lantaarn scheen opgewekt langs de druipstenen, die de gedachten van Philippus versterkten.
Telkens als hij het geluid van de trein daarboven hoorde, werkte zijn brein des te vlotter en spitsvondiger:
"Ja, ik ben bevoorrecht met de spoorweg boven mijn denkgrot. Leve de arbeid, die het denken volmaaktheid geeft. Alle eer aan het denken, dat arbeid aangenamer maakt."

Schrijver: Han Messie, 28 juli 2014


Geplaatst in de categorie: filosofie

1.0 met 1 stemmen 86



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)