Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Onvoltooid leven Deel 3

Toen ze aan kwam rijden zag ze de zonderlinge man al van uit de verte zitten. Terwijl ze parkeerde, gaf hij geen enkel teken van nieuwsgierigheid.
Ze stapte uit en liep de veranda op waarna ze direct op hem afging. Ze bleef voor hem staan en terwijl ze haar hand uitstak zei ze: ‘Goedemorgen, mijnheer Gilesse, of mag ik Son zeggen?’
Even zag ze een reactie van hem waarna hij haar doordringend aan keek. Hij bleef zitten, en vroeg met een uitermate heldere stem: ‘En met wie heb ik het genoegen?’
Ze had succes wist ze, nog niemand had het zover weten te brengen bij hem. ‘Clarice’, zei ze zo ontspannen mogelijk. ‘Ik ben journaliste van de Berckly Weekly, en ik zou het heel fijn vinden om u nu eens te mogen interviewen.’ Ze stopte niet, maar terwijl ze van haar ene op het andere been ging staan, wat haar een extra jeugdig en onschuldig voorkomen gaf, ratelde ze door. ‘De reden dat ik u dit vraag is, u behoort tot de oudste familie van ons mooie Berckly. De ‘Gliese’s’ wonen al meer dan vierhonderd jaar in de staat Michican.’
Ze zag hoe zijn ogen even opflitste.
Toen geheel onverwachts stond hij op en vroeg: ‘Mag ik u een hand geven, dan kan ik u beter leren kennen.’
Zijn handdruk was noch stevig, noch slap, ook was het een meer dan koele handdruk, maar zeker geen onaangename. Het was meer dan een vreemde gewaarwording. Op het moment dat hij haar hand gaf, het leek alsof er een blokbeton van haar schouders afgleed.
En terwijl hij haar hand vast hield zei hij: ‘Son, en u bent Clarice. Zullen we naar binnen gaan, dan zijn wij omtrokken aan nieuwsgierigen blikken.’
Ze antwoordde met haar allerliefste glimlach: ‘Nu graag’, om er gelijk een stomme opmerking achter te plaatsen: ‘Mooi weer hé?’
Hij nodigde haar uit binnen te komen, wat hij nog nooit aan iemand had gevraagd, en zij, ‘rund’ begon over het weer. ‘Geen paniek’, dreunde het door haar hoofd, ‘rustig blijven, het gaat goed.’
De man ging haar voor en hield de verveloze deur uitnodigend voor haar open, waarna ze binnen trad. Het viel haar op dat ze nu in een korte gang stond, wat zeer ongebruikelijk was bij deze woningen, en de deur naar het woonvertrek kon eveneens een verfje gebruiken. Hij ging naar binnen en zei: ‘Komt u binnen.’ Het was niet meer dan een paar seconden dat ze het vertrek bewust zag. Kaal en zonder enige vorm van meubilering. Zelfs een raam ontbrak, of liever gezegd het was er wel maar was geblindeerd. Het enige licht wat er binnenviel kwam via de openstaande deur die naar het gangetje leidde. Ze keek hem vragend aan en wilde haar mond openen om hem te vragen toch maar het interview buiten te houden, toen hij met uitgestrekte armen op haar af kwam.
Dat was het laatste wat ze bewust mee maakte.

Nadat ze ontwaakte en weer tot zich zelf kwam was het avond en er viel een druilerige motregen. Ze stond in het half duister van het slechts door de straatverlichting verlichtte balkon, pal voor de man die nu weer in de typische houding voor zich zat te staren. Het was precies zo zoals ze hem aangetroffen en voor het eerst aangesproken had.
Ze was verward maar niet angstig of nerveus, in tegendeel. Ze gaf hem een hand en bedankte hem voor het aangename gesprek. Hij knikte haar vriendelijk toe waarna hij weer begon met het stoïcijns staren.
Snel liep ze naar haar autootje, dat naar ze hoopte wilde starten. Het wagentje was oud en was moeilijk aan de praat te krijgen als het regende. De plaatselijke garagehouder had haar verteld dat vocht hiervan de oorzaak is. Hij had haar een grote onderhoudsbeurt aangeraden, maar de kosten daarvan waren haar te hoog geweest.
Ook nu weer liet het oude beestje het afweten. Ze stapte uit en hief hopeloos de handen op. De man reageerde hier op door naar haar te kijken. Ze zag hoe hij zijn wenkbrauwen optrok, om dan glimlachend naar haar te knikken. Waarom ze dit deed op dat moment wist ze niet, maar ze legde haar handen op de korte motorkap, en sloot haar ogen. Het was maar even, maar het was genoeg.
De motor sloeg ronkend aan.

Toen ze de volgende ochtend de redactie binnen kwam stond de deur van het kantoortje wijd open. Clarice had nog maar net een kop koffie genomen of John haar riep haar.
Ze aarzelde, wat moest ze hem vertellen. Er was immers niets te vertellen, en een knallend artikel al helemaal niet. Het vreemde was, dat zij zich in het geheel niet geneerde daarvoor. Het was gewoon zo, zoals het was. Met in haar handen het plasticbekertje koffie, blocnote en pen liep ze bij hem naar binnen.
Desondanks gebruikte hij zijn openingszin: ‘Koffie?’.
Hij was in een uiterst en vol van verwachting zijnde stemming. Ze bedankte hem vriendelijk en zei dat ze al had.
‘Ga zitten, Clarice, ga zitten en vertel op, is het je gelukt om die ‘outsider’ aan de praat te krijgen?’
‘John, ik moet je teleurstellen.
Het is een aardige voorkomende man, die graag met rust gelaten wordt.
‘Ja, maar hij is toch op zijn minst vreemd’, wierp John tegen. ‘Hij zit daar al sinds mensenheugenis. Kom nou, Clarice, je hebt vast wel iets.’
Ze voelde zich door zijn aandringen opgelaten, en keek hem afkeurend met een doordringende blik aan. John schudde zijn hoofd, een opkomende zware migraine maakte zich van hem meester.
Met een hand tegen zijn voorhoofd zei hij: ‘Ach ja, het is jammer, maar het is niet anders. Ik neem aan dat je je best hebt gedaan. Ik denk dat ik voor de rest van de dag maar eens vrij neem.
Schrijf maar wat je aan gegevens hebt over hem, en laat dan zijn privé maar rusten.’
Het was hem ontgaan dat boven het op haar schoot liggende blocnote, een ballpoint zweefde.

Schrijver: Ivan Grud
Inzender: Jan Borst, 17 oktober 2014


Geplaatst in de categorie: individu

4.0 met 2 stemmen 98



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)