KIM IN HAAR RODE JASJE
Ik heb ‘het gordijn ervoor’. Dat is het gordijn voor de voordeur: als dat dicht is mogen er geen kinderen aanbellen.
Ik sta in de keuken en Kim fietst langs. We groeten. Even later zie ik haar weer. Wat staat dat rode jasje haar leuk. Mijn lach is veel te aardig. Ze stapt dan ook van haar fiets en maakt spreekgebaren met haar mond. Nu moet ik niet naar de deur gaan.
Ik ga naar de deur en doe de deur open.
‘Ik fiets rondjes langs Katja haar huis.’
‘Ja, dat dacht ik al.’ ‘Want ik heb niemand om mee te spelen, dus nu ga ik rondjes fietsen.’ Op een nuchtere, opgewekte toon. Zo is ze. Zo gaat ze ook om met haar verstandelijk gehandicapte broertje.
We babbelen even en zijn het erover eens dat ze morgen wis en zeker weer iemand zal vinden om mee te spelen. Ik ben sterk en bied haar geen snoepje aan.
Na een halfuur waagt ze het er op en belt aan. Ik reageer met gepaste ontsteltenis.
‘Ik kwam weer langs en ’t gordijn was er nog stééds voor!’
Zie ook: http://www.bloggen.be/ikdenkhetmijne
Schrijver: Katja Bruning, 4 januari 2002
Geplaatst in de categorie: kinderen
zelden, maar hier wèl, omdat dit "vrij" geschreven is.
ik weet geen ander woord dan: vrij (hopelijk zegt het genoeg).