Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Schuld, boete, verzoening

In de leer van de christelijke kerk is de zin van lijden en dood van Jezus de verzoening van de mens met God. Veelal wordt dat geplaatst in een nogal formeel kader. De mens heeft - aldus de redenering – uit vrije wil Gods gebod overtreden. Daarop stond als sanctie dood en verdoemenis. Die prijs moet worden betaald om genoegdoening te geven aan Gods gerechtigheid. Omdat God evenwel niet alleen rechtvaardig is, maar ook barmhartig en genadig, zond Hij zijn Zoon om de schuld van de mensheid op zich te nemen, de straf voor de zonde te dragen en aldus de mens weer met Zichzelf te verzoenen. Dit godsbeeld stamt typisch uit de antieke wereld: een persoonlijke God die een zoon heeft en die bereid is deze te offeren om de door hem geschapen maar in zonde gevallen mens voor een gerechte straf te behoeden. Begenadiging van de mens is in deze gedachteconstructie dus alleen mogelijk als een schuldeloze plaatsvervanger diens straf wil dragen.
Je kunt je afvragen of hier eigenlijk nog wel sprake is van "genade". Volledige vergeving en kwijtschelding zijn niet aan de orde. De doodstraf wordt hoe dan ook voltrokken.

Het zal menigeen moeilijk vallen te geloven in zo'n platte en enge juridische constructie. Ze past alleen bij een antropomorf beeld van de Eeuwige als een rechtlijnig denkende, redenerende en handelende despoot. De innerlijke tegenstrijdigheid van dit beeld blijkt eens temeer als aan deze godsvoorstelling ook nog de eigenschappen worden toegevoegd van alwetendheid en almacht. Dus, zou je denken, de zondeval was resp. te voorzien en te voorkomen geweest. Maar nee, aan logica hebben religieuze opvattingen doorgaans geen boodschap. Niets gaat buiten Gods wil om, maar de mens is tóch verantwoordelijk. De schuld staat vast, de boete moet betaald worden. Alleen door offers van onschuldige dieren en uiteindelijk door het offer van zijn eigen zoon laat God zich ervan weerhouden de doodstraf aan de méns te voltrekken. Nog steeds wordt bij rituele slachtingen dieren de keel doorgesneden om met de gulpende bloedstroom God te behagen. Zo barbaars kan het dus blijven toegaan als mensen geloofsopvattingen, inzichten en uitspraken van verre voorgeslachten voor onfeilbaar en dus onveranderbaar houden. Men meent God te dienen, maar men buigt zich neer voor een godsbeeld dat door voorgeslachten is bedacht en opgericht.
Misschien maakt iemand hier de tegenwerping dat het ritueel slachten van dieren niet minder humaan is dan de manier waarop ze in onze westerse consumptiemaatschappij in abattoirs aan de lopende band worden afgeslacht. Dat mag waar zijn, maar waar het hier om gaat, is dat het bloedvergieten door de gódsdienst wordt gelegitimeerd. Waar het om gaat is dat mensen eer bewijzen aan een god die bloed wil zien en die een mensenoffer eist. Hoe lang nog?

Merkwaardig is in dit verband, dat juist op religieus terrein door de eeuwen heen conservatisme steeds zo'n grote en kwalijke rol heeft kunnen spelen. Vrijwel alle vernieuwingen in godsdiensten hebben hun ontstaan te danken gehad aan vernieuwingsgezinde mensen, enkelingen meestal, die zich ervan bewust werden dat groei en verandering (ook van inzichten) tekenen van léven zijn, die oog hadden voor misstanden (kwalijke praktijken of achterhaalde leerstelligheden) in gevestigde religies. Alleen charismatici onder die enkelingen waren in staat om voor hun nieuwe inzichten blijvende geestdrift bij anderen te wekken en om hun aanhang op basis van een nieuwe ideologie en nieuwe idealen te organiseren en een samenhangende structuur te geven. Zo ontstond het jodendom als reactie op natuurgodsdiensten, het christendom als reactie op het jodendom, de islam als reactie op jodendom én christendom, het protestantisme als reactie op het katholicisme en zo verder, want ook bínnen de grote godsdiensten zien we voortdurend conflicten tussen behoudende en vernieuwende krachten.

Even merkwaardig is het, dat godsdienstige stromingen die ontstaan zijn door vernieuwingsprocessen, na verloop van tijd zelf weer vervallen in rigide behoudzucht, onaantastbare dogma's en onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden. Alles komt dan weer tot stilstand en de letter die doodt staat in hoger aanzien dan de geest die levend maakt. En weer zijn het de echte vernieuwers, de gedrevenen, de non-conformisten, die de moed opbrengen de verstarring te doorbreken, misstanden aan de kaak te stellen, vermolmde of versteende standpunten en instituties omver te halen, nieuwe perspectieven te bieden, kortom: de geloofsgemeenschap nieuw leven in te blazen. Totdat de behoudzucht, de behoefte aan onaantastbare zekerheden wéér toeslaat, zodat opnieuw de mening postvat dat godsdienst betekent: verheerlijking, aanbidding en verdediging van het eigen, onveranderbare godsbeeld.

Terug naar het begrip "verzoening". Tegenover wie heeft de mens wát misdaan?
Het woord "verzoening" duidt op herstel van een verstoorde relatie. Twee partijen hebben elkaar iets te verwijten of van twee partijen is er duidelijk één tegenover de ander tekort geschoten. Als we God mogen vereenzelvigen met Liefde in de hoogste en diepste betekenis van het woord, dan is het, als we om ons heen kijken, wel duidelijk dat het de mens is die tegenover de Liefde en dus tegenover God tekortschiet. Het menselijk tekort is immers dat wij telkens weer beheerst worden door zelfzucht en haat in plaats van liefde. Liefde is positief, constructief, scheppend, lichtbrengend. Haat is negatief, destructief, chaotisch, verduisterend. Liefde behoort tot het rijk van het licht, haat tot het rijk van de duisternis. Het lijkt mij dat de mens er niet mee kan volstaan werkeloos toe te zien hoe hij buiten zichzelf om met God verzoend wordt. Verzoening door geloof in het offer van Jezus Christus als personificatie van goddelijke Liefde (kernthema in het christelijk belijden), is m.i. alleen denkbaar als geloof wordt opgevat als werkwoord, als opdracht voor de gelovige. Wie die opgave aanvaardt, gaat delen in het offer. Jezus' woorden en daden nemen gestalte in hem aan, de liefde krijgt de overhand, straalt van hem af, geeft richting aan zijn doen en laten - ziedaar, een mens met God verzoend.

En wat onze godsbeelden betreft: wie God hebben ontmoet, kunnen Hem niet beschrijven en wie Hem kunnen beschrijven, hebben Hem niet ontmoet.

Schrijver: N. Wamelink, 21 november 2004


Geplaatst in de categorie: religie

0.3 met 7 stemmen 1.246



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
N. Wamelink
Datum:
9 november 2005
Antwoord aan Trijntje Sinke.
Ik noemde in dit stuk Christus de personificatie van goddelijke Liefde. Aangezien God Liefde is (zoals de apostel Johannes nadrukkelijk betoogt), kan Jezus op grond van het feit dat hij zich met deze Liefde vereenzelvigt (en dat in al zijn doen en laten laat zien), zeggen: wie Mij gezien heeft, die hééft de Vader gezien.
Naam:
trijntje sinke
Datum:
8 november 2005
Email:
tsv7hotmail.com
Ik vraag me af wat je doet met een tekst als: wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)