Inloggen

biografie: Jan Loman

Van jongs af wilde Jan Loman beeldend kunstenaar worden. Maar in plaats van de Amsterdamse Rijksacademie werd het de toenmalige Technische Hogeschool in Delft. Hij studeerde er af als civiel landmeter en bleef dat beroep trouw: héél zijn werkzame leven werkte deze geodeet bij het Kadaster, in zowel Nederland als Nederlands-Indië.
Maar hij verslonsde zijn passie evenmin. Eerst in zijn schaarse vrije tijd, later tijdens de overvloedige pensioenjaren ontwikkelde hij zich tot een uiterst productieve kunstenaar, die zich soepel bediende van de meest uiteenlopende technieken. In hoofdzaak zijn het abstracten, constructivistische werken – iets dat naadloos past bij zijn meetkundige denkwijze. Doeken, collages en ander werk van Loman hangt o.a. in het Delftse faculteitsgebouw Geodesie.
Jan Loman is recent 85 jaar geworden. Enigszins moeizaam schuifelt hij door de voormalige burgemeesterswoning in Beetsterzwaag, die hij al ruim veertig jaar bewoont. Maar hij heeft zijn spankracht nog geenszins verloren. ‘Ik ben nog dagelijks bezig met scheppen. Ik kan het niet laten.’
Schildering van een curieus dubbelleven.


Jan Loman heeft vandaag zijn handen vrij. Zijn tien jaar jongere zus, eveneens alleenstaand, is over uit Amsterdam om hem bij te staan. Zij maakt koffie en smeert broodjes, híj reist in gedachten terug naar de jaren dertig van de vorige eeuw, die periode dat zijn leven in een mal werd gegoten. Geboren in Bolsward had hij in Gorredijk de lagere school voltooid, en in Heerenveen de hbs waar later ook de politicus en bankier Wim Duisenberg zich zou melden. Alles in Jan Loman (1918) hunkerde naar het kunstenaarschap. Tekenen deed hij al vanaf zijn tiende, op school had hij er zelfs een tien voor gehaald.
Zijn ouders ontregelden zijn illusies. ‘Ik behoor nog tot de generatie die nog wilde luisteren naar z’n ouders; dat ligt nu een beetje anders. Mijn ouders vroegen me: «Maar heb je het idee dat je als kunstenaar een broodwinning kunt verwerven?» Dat was natuurlijk vreselijk onzeker. We hebben de eindexamenlijst erbij gehaald. De exacte vakken sprongen eruit. En zo werd het de Technische Hogeschool in Delft, de enige in Nederland toen.’
Terstond verdween de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam uit het zicht. Loman kan ‘vrij nauwkeurig’ het jaar reconstrueren dat dit instituut de focus van zijn verlangens werd. Het was in 1935, zojuist was in Den Haag het Gemeentemuseum geopend dat door Berlage was ontworpen. ‘Enkele weken later was ik daar, als zeventien-jarige. Ik raakte onder de indruk van twee verschillende stijlen: de romantische Haagse School en de Stijlgroep.’ Vooral de kennismaking met het werk van Mondriaan en Theo van Doesburg trof hem als een bliksem. ‘In het werk van de Stijlgroep zitten meetkundige elementen, die aansluiten bij mijn wiskundige denkwijze. Dat heeft mijn leven beslissend beïnvloed. Als de Stijl er niet was geweest, was ik er niet geweest.’
Kunst had hem aangeraakt en in het klapnet gevangen. Maar in plaats van de Rijkacademie begon Loman in 1937 gehoorzaam aan de studie geodesie. In 1941 verwierf hij de volledig in onbruik geraakte titel c.l. (civiel landmeter), en dat nog net op tijd. ‘Om te kunnen blijven studeren, moesten studenten van de Duitse bezetter een loyaliteitsverklaring tekenen. Daar ben ik gevrijwaard voor gebleven, doordat ik op tijd afstudeerde. Ik heb vreselijk gezwijnd.’

Schermerhorn
Twee bepalende herinneringen heeft Loman overgehouden aan zijn Delftse periode.
De ene betreft Willem Schermerhorn, de hoogleraar landmeetkunde en luchtkartering die na de Tweede Wereldoorlog premier werd. ‘Hij heeft veel betekend voor mij om zijn menselijkheid’, zegt Loman, die ter illustratie deze anekdote vertelt. ‘Op 14 mei 1940 stonden wij op de Kanaalweg, bij het geodesiegebouw.
We zagen in zuidelijke richting ontzettend veel rook. Een uur later bleek dat Rotterdam in brand stond. Schermerhorn en ik zijn samen meteen op de fiets gestapt – hij naar zijn ouderlijk huis in Schermerhorn, terwijl ik via de Afsluitdijk in Leeuwarden probeerde te komen.’
Het kunstenaarschap bleef sudderen bij Loman en al in zijn Delftse jaren tekende zich het dubbelleven af dat hij zou gaan leiden: buiten zijn vakgebied volgde hij de colleges kunstgeschiedenis, die destijds werden gegeven door Huib Luns, de vader van de latere minister van buitenlandse zaken Joseph Luns. ‘Ik voelde me aangetrokken tot de kunst, dus ieder vrij moment ging ik naar de colleges van Huib Luns. Het was een ontzettend prachtige verteller, een bourgondische geest.’

Nog in 1941 begon Jan Loman in Leeuwarden aan zijn lange loopbaan bij het Kadaster, die eindigde in 1981, op 63-jarige leeftijd. Even leek er een breuk te ontstaan in zijn toewijding aan de landmeetkunde. Dat was in 1945, enkele maanden na de bevrijding. ‘Ik had me aangemeld bij de Koninklijke Marine, om uit te varen naar Nederlands-Indië. Maar aangekomen in Londen hoorde ik op Trafalgar Square dat Japan had gecapituleerd. Daarmee viel er voor mij een bepaalde spanning weg. En omdat het niet mijn ambitie was om een jaar wacht te lopen bij de marine, werd ik gedemobiliseerd en stapte ik onmiddellijk over naar de Netherlands Indian Civil Affair Branche, een organisatie die burger-ambtenaren naar Indië stuurde om daar het bestuur op poten te zetten.’

Topografisch
De NICA zette Loman in als landmeter bij de topografische dienst, zodat toch weer een beroep werd gedaan op zijn geodetische deskundigheid. Loman werkte op Batavia, Sumatra en Timor, tot begin 1949. In dat jaar keerde hij terug naar Nederland én naar het Kadaster, nu in Arnhem. Hij was inmiddels getrouwd – in 1948 met Selma Sophie van Hutten, die is geboren in Balik Papan op Borneo.
Wonend in Arnhem-Noord lag het Museum Kröller-Müller nabij. Loman bezocht het dikwijls, en door die herhaalde aanraking met kunst kon hij steeds moeilijker de verleiding weerstaan om zélf het kunstenaarschap te beoefenen. ‘Ik begon ermee in mijn vrije tijd en dat werd meer toen je de vrije zaterdag kreeg.’
Als autodidact leerde hij zichzelf verschillende technieken: schilderen, tekenen, etsen en zeefdrukken, later aangevuld met grafische vormgeving, ontwerpen voor beeldhouwwerken, litho’s en fotografie. Hij had de Rijksacademie niet meer nodig, al realiseerde hij zich: ‘Op de academie kunnen ze geen kunstenaar van je maken. Wel leer je er hoe je een kwast moet vasthouden. Dat heeft bij mij dus iets langer geduurd.’
In 1959 kwam Loman te werken bij weer een andere standplaats van het Kadaster, Groningen. Vanuit dit kantoor werden de eerste, grootscheepse ruilverkavelingen in Friesland en Groningen begeleid. Loman kreeg de kans de burgemeesterswoning aan de Hoofdstraat in Beetsterzwaag te bewonen, het pand waar voordien elke ochtend om 10 uur de veldwachter gedienstig rapport kwam uitbrengen. Sindsdien is het Zuidfriese dorp zijn biotoop.

NU
Loman settelde zich. Hij werd bijvoorbeeld lid (en voorzitter) van de kunstgroep NU, die zich afzette tegen de vermaarde, overheersende Groningse kunstenaarsbent De Ploeg. Hij sloot zich ook aan bij natuurbeschermingsorganisaties, zoals, vanaf het eerste uur, de Waddenvereniging. Daar werd deze geodeet die nota bene ruilverkavelingscommissies adviseerde, met achterdocht bejegend.
‘De ruilverkaveling stond voor: het landschap rechttoe rechtaan inrichten. Daarom hadden natuurbeschermingsorganisaties moeite met mij. Vrienden van me zeiden wel: «Hij komt over als de burgemeester in oorlogstijd» – zolang die burgemeesters aanbleven, kwam er tenminste geen enge nsb’er voor in de plaats.’ Loman trok het zich niet aan. Achteraf constateert hij dat hij door zijn bemoeienis met de ruilverkaveling juist ‘vrij vaak eraan heeft kunnen meewerken dat allerlei landschappen intact zijn gebleven.’
Zijn voorliefde voor het landschap is bovendien oprecht. Verklaren kan hij haar niet. Loman is beducht voor gepsychologiseer. Hij houdt het op: ‘Misschien is die ontstaan doordat ik op het platteland geboren ben.’ Maar op verschillende wijzen uit zich bij hem dat het landschap hem inspireert, dat hij er zich innig mee verbonden voelt. Een eerste bewijs zijn de logo’s die hij heeft gemaakt voor natuurbeschermingsorganisaties. De meest legendarische is die van de Waddenvereniging uit 1963, die nog altijd wordt gebruikt – op affiches, in verenigingspublikaties, op briefpapier, stickers en T-shirts. ‘Ik heb dat beeldmerk ontworpen toen de vereniging nog maar vijfhonderd leden had. Het zijn er nu zestigduizend. Het is al miljoenen keren verspreid, maar ik vraag er geen geld voor. Ik maak die logo’s alleen voor instanties die mij aanspreken.’ Zo heeft hij ook de werkgroepen Dollard, Noordzee, Eemsmond, Oosterschelde en Lauwersmeer en de Milieufederaties Groningen en Drenthe een gezicht gegeven.
Trots als hij is op het aanhoudend gebruik van zijn logo voor de Waddenvereniging, Loman hoopt niet
dat men zich hem later uitsluitend als kunstenaar zal herinneren. ‘Weinig bekend is het werk van Tjeerd Bottema, geboren in Langezwaag. Men kent alleen zijn rvs-logo met het oudere echtpaar onder de paraplu.
Ik hoop daarom dat mensen van mij zich wat meer dan dat logo herinneren. Anders is ’t wel erg smal.’
Nog zo’n bewijs van zijn bewondering voor het landschap vormen de haiku’s die Jan Loman twintig jaar geleden is gaan schrijven. In die gedichten naar een strenge Japanse versvorm – drie rijmloze regels van respectievelijk vijf, zeven en vijf lettergrepen – drukt hij ‘een intense natuurervaring’ uit, zoals het tijdschrift Noorderlicht recenseerde. Haiku’s, zegt Loman, liggen in het verlengde van zijn kunstenaarschap. ‘In mijn werk probeer ik beelden zo compact mogelijk uit te drukken. Dan kun je ’t ook opschrijven, want schrijven heb je op de lagere school geleerd. Daar heb je geen kwast voor nodig. Haiku’s vereisen ook een kernachtig taalgebruik, zonder omhaal van woorden. Ze dwingen je om iets extreem eenvoudig te verbeelden, terwijl je de lezer de vrijheid laat zich er al of niet in te herkennen. Je kunt ze ook altijd maken – als je de slaap niet kunt vatten, als je door de polders naar Amsterdam rijdt, als je over het strand loopt. Het bedenken van een haiku is precies hetzelfde als vroeger op de hbs een meetkundesom oplossen. Je zag ’t binnen vijf minuten óf je zat er een maand mee te klieren.’

Haiku
Zijn eerste haiku’s vallen ongeveer samen met zijn eerste bezoeken aan Schiermonnikoog, het eiland dat Jan Loman zijn ‘derde vaderland’ noemt. Noorwegen is met het fjordengebied zijn tweede. ‘Mijn vrouw en ik zijn dikwijls op Schiermonnikoog geweest, we gingen wel zo’n tien keer per jaar. Maar altijd buiten het badseizoen; anders is het te druk. En dan liepen we anderhalf uur over het strand. Dan heb je alle tijd om dingen te bedenken.’

Vijf dagen na het vergaan van de 'Navigator', op 23 februari 1918 bij paal 14 van Schiermonnikoog, werd Jan Loman geboren. Het werd voor hem een aanleiding regelmatig de plaats van de strandng te bezoeken. De lange weg naar het wrak bood voldoende gelegenheid om gedachten de vrije loop te laten. Een deel daarvan is verzameld in de Haiku-bundel Navigator.