HOOFDSTUK 1
Het regent en de kou is bijna onverdraaglijk. Voetstappen drukken zich in de sneeuw.
Ergens aan het eind van de straat, net niet ontrokken aan het zicht, beweegt iets en komt dichterbij.
Ik sla het pad in dat leidt naar mijn huis, pak de sleutel, open de deur en ga naar...
Tussen hoge eiken en beuken liep een reekalfje met zijn moeder en zijn broertje mee. Hier en daar een frambozenblaadje of een bloempje kauwen, dat was verrukkelijk!
Onder het wandelen genoot het reekalfje van de brede zonnestralen, die zacht trilden in de boomkruinen.
"Dat licht roept mij,"...