Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen over verhuizen

De Grote Stad

De Grote Stad. Dit moet het zijn. Hier moet het dan gebeuren. Vanaf nu zal alles anders gaan. Eindelijk vrij. Eindelijk niet langer dat ‘je moet erom denken dat’, dat ‘is je achterlicht alweer stuk?’ Dat verstikkende: ‘ben je nu al klaar met je huiswerk? Vrij, vrij, vrij.

Natuurlijk, Charlotte had het beste met haar voor. Ook over Cornelis geen kwaad woord. Kon ook niet, bemoeide zich nergens mee. Maar juist dat, dat je er niks van kon zeggen, je er niks van mocht zeggen, dat ‘we hebben toch het beste met je voor’ en weten dat het nog waar was, dat dus.
Ze kijkt de kamer rond. Haar kamer de komende maanden. Een poging om bed en tafel van plaats te veranderen is mislukt. Te klein. Maar de muren worden paars en oranje, wat die huisbewaarder er ook van zeggen zal. Vanaf nu zal alles gaan zoals zij wil. Voorlopig wil ze even niks. Ze gooit zich op bed. Wat een kutdag om te beginnen. Die brief aan Hans kan later wel.

Het is De Grote Stad niet. De gekken zijn veilig opgeborgen op een immens terrein tegen de duinen. Voor haar eerste stage moet ze minstens een kwartier lopen, een paviljoen afgezonderd van de rest, aan de overkant van een fietspad. Er lopen kippen over het terrein, en op een ochtend hangt de huid van een vos als een laken te wapperen aan de waslijn. De kippen zijn heilig, worden gevoerd met brood van de inrichting, de eieren zijn voor het personeel.

Meestal doen ze er niks. Zitten in het kantoor te roken en te lullen. Dat heet dan op gekken passen. Maar als ze echt gek worden gaan ze in de isoleer, en voor de rest passen ze wel op zichzelf.

De jongen uit de keuken heeft Paul een bontmuts opgezet en een dikke jas aangedaan. Zo uitgedost lopen ze een rondje. Bij ruim 20 graden. Zwaar verboden natuurlijk, een gek voor gek zetten, maar Paul lacht. Er zijn er niet zoveel die naar hem omkijken, en bezoek krijgt hij al helemaal niet. Met het arbeiderskind doet hij de afwas. Ook al zo onzinnig. Er is een afwasmachine. En eigenlijk is het het werk van Juani, de Spaanse. Maar die moet ook nog de potten doen, en zuigen. Bij het minste begint ze al te zweten, misschien is ze ook gewoon liever lui dan moe. Alleen van haar verhaal vertellen wordt ze niet moe. Hoe ze haar liefde gemist heeft maar wel zo stom is geweest om een kind te krijgen. En dat in het schijnheilige Spanje. Eger kan niet. 'Conjo' zegt ze steeds als ze erover vertelt. Kut, in het Spaans, ook al niet best, zo'n vloekende vrouw.

Hoe ze dat allemaal weet? Van de jongen natuurlijk, die lijkt alles te weten. Steeds vaker is Woemi in de keuken te vinden. Ze heeft er niks te zoeken, de keuken, dat is het domein van Juani en de jongen, de verpleging hoort in het kantoor te vergaderen en wat niet al. Haar puntenboekje blijft op die manier maagdelijk leeg.

De jongen lijkt niks in de gaten te hebben. Die maakt zich nergens druk om. Speelt rustig een potje schaak met de kindermoordenaar, zo in de middag is er weinig werk meer. Uren wordt er naar de beukende mannen gekeken die berg na berg beklimmen in De Tour. Enthousiast probeert hij haar te vertellen over demarrages, de hongerklop, combines en geflikt worden. Il Elefantino, het olifantje is zijn favoriet. Wat een naam voor een kerel, klein maar ijzersterk. Het zijn zijn flaporen die hem zijn naam gegeven hebben.

'Jou zouden ze vast Le Nez genoemd hebben.' Dat is niet leuk, Hans zou ze vermoord hebben om zo'n opmerking. Woemi probeert woest te kijken. Juani lacht: 'pestkop'
'Maar ik hoef mijn benen tenminste niet te scheren.' Waar dat op slaat weet ze eigenlijk zelf niet. Vandaag heeft ze voor het eerst shorts geprobeerd. Het is hier de B, vrijheid, blijheid, je doet maar wat. Ze steekt haar bleke stelten vooruit. Kom op, er valt meer te zien dan wielrennen.

Padden bijvoorbeeld. Het stikt ervan. De jongen staat het terras te vegen in de vroege ochtendzon. Juani zit op een bankje voor de keuken, voor haar is het alvast koffietijd. Binnen beukt Frans op de deuren van de isoleer. Hij vindt het wel weer eens tijd om eruit te komen. Wat een herrie. Nou vooruit maar weer, Jan, de reus van een verpleger laat hem vrij.

'Kijk' zegt de jongen. Over het terras kruipt een reusachtige pad, met op haar rug een ander. Een beetje laat, de paringstijd is eigenlijk allang voorbij. 'Die houden een sekswandeling' lacht de jongen. Een sekswandeling. Hans wil geen seks, die wil eerst getrouwd zijn. Trouwen. Ze is nog zo jong. Maar seks.

'Ga je mee zwemmen?' vraagt de jongen. Zwemmen? Waar dan? Bovendien heeft ze niks bij zich. Maar zoals gewoonlijk lijkt de jongen zich nergens druk over te maken. Hij heeft wat handdoeken weggegrist en roept haar. Een hek, een bos. Is hier een zwembad dan? Woemi is opgewonden, voelt wat er komen gaat. Niks geen zwemmen natuurlijk.

Het is haast een teleurstelling. Zomaar, ver van alles en iedereen ligt er een afgesloten zwembad te glinsteren in de zon. De jongen heeft een sleutel en opent zijn domein. Hier komt niemand, vertelt hij. Het water is te koud voor de gekken, en voor jullie is het te ver lopen.
'Behalve voor jou dan'. Nou, nou een complimentje van pestkop. 'Maar jij hebt dan ook mooie sterke jongensbenen.' Woemi bloost.
Snel iets anders.
'En nu?' 'Zwemmen natuurlijk' en voordat ze het weet heeft hij zijn kleren uitgetrokken en is in het koude water verdwenen.
'Nou, komt er nog wat van?' Woemi aarzelt even. Zal hij haar lelijke litteken dat haar bleke buik ontsiert niet raar vinden? En als er nu wel eens iemand komt?

Dan gooit ze haar kleren uit, springt poedelnaakt naast hem in het ijskoude water. Vrij, vrij, eindelijk vrij.

Schrijver: jorrit, 14 maart 2008


Geplaatst in de categorie: verhuizen

3.4 met 11 stemmen 2.229



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)