JUKEMMERS VOL TRANEN
Een mondeling in memoriam
Hij had haar een tijdlang zijn dichtmoeder genoemd, zij hem haar dichtzoon.
Dat hij schreef, ontdekte ze bij toeval. Hij had op de universiteit een kerstverhaal van zijn hand op de balie gelegd. Ook zij griste het weg en sprak hem er na de feestdagen over aan. Hij vertelde dat hij ook als dichter actief aan het worden was en lessen daarvoor volgde aan een plaatselijk centrum voor de kunsten. Ze vroeg of ze wat werk van hem mocht lezen. Aldus geschiedde het in die dagen.
Ze kwamen overeen dat zij hem tips zou geven over zijn schrijfsels. Hij leerde snel. Ze schreven met veel plezier een tijd samen aan een feuilleton voor de krant. Omdat zij lid was van een dichterscollectief, droeg ze hem na verloop van tijd voor als nieuw lid. Hij kwam door de ballotagecommissie en er brak een leuke tijd aan.
Hij was erg religieus. Zij ook, alleen was zij niet, zoals hij, nog gebonden aan een speciale kerk. Toen hij een rol als Farao in een musical kreeg, was ze bij de opvoering vanzelf. Hij bracht het er goed van af. Ze vond hem wel stoer in zijn kostuum dat wat bloot liet zien. Hij had voor haar iets speciaals. De manier waarop hij nonchalant over straat liep, daarbij rustig een sigaret rokend, stond stevig op haar netvlies. Hij had jarenlang een snackbar gerund en had dat vlotte, soepele bewegen dat horeca mensen volgens haar altijd hadden.
Na zijn pensioen kwam ook hij op de universiteit terecht in de rol van toezichthouder bij tentamens. Zij speelde die rol al jaren. Het was een leuk bijbaantje dat voor hen allebei in hetzelfde jaar afliep. Voor haar vanwege haar leeftijd en behoefte aan rust, voor hem vanwege zijn gezondheid. Die verslechterde snel. Hij vertrok het eerst, zij een half jaar later. Hij ging hard achteruit. Ze mailde zeer sporadisch, want hij kon het niet meer opbrengen aan de telefoon te komen. Hij was in haar teleurgesteld wist ze. Toen haar Pegasus zijn vleugels verder wilde uitslaan, had hij dat bepaald niet fijn gevonden, maar ze was nu eenmaal een soort Ruby Tuesday, coming and going. Ze had het nóg lang uitgehouden bij hun dichterscollectief. Ze kon zich gewoon niet te lang binden.
Dat jaar zou hij het Feest van het Licht elders vieren. Kort daarvoor had ze lang bij een aantal kerststalletjes in het tuincentrum stilgestaan, maar het langst nog bij de weinige beeldengroepjes van Jezus, Jozef en Maria die men daar verkocht. Zelf had ze Jezus weleens De Grote Dichter genoemd en ze vermoedde dat ook Hij over veel gevoel voor taal had beschikt, gezien zijn vele gelijkenissen en vergelijkingen oftewel parabelen. Ook haar dichtzoon kon daarmee overweg.
Anne Sollie noemde op TEKSTBLOG van 31 december 2012 rappers de poëten en profeten van de toekomst. Daar zat wat in vond ze, al ging dat nog lang niet op voor elke rapper. Ze moest denken aan een eerste zin die haar dichtzoon ooit had gegeven voor een schrijfopdracht: “Tussen Gethsémané en Calvarie ben ik verdwaald.”
In haar versie was het in elk geval goed afgelopen. De slotzin daarvan luidde: “Ik, Hildegard van Bingen, help je wel.” Ze had hem op het nippertje nog twee afscheidsbrieven gestuurd die vermoedelijk net te laat waren gearriveerd zag ze, toen ze de rouwkaart eenmaal in handen had. Hij was, net als haar vader, maar 72 jaar geworden. Dat werd door haar beschouwd als veel te jong. Ze was niet naar de kerkelijke afscheidsdienst gegaan. Ze zou alleen maar een storend, veel te hevig snikkend element zijn geweest. Ze had al zo vaak afscheid moeten nemen van dierbaren. Ze sjouwde jukemmers vol tranen met zich mee.
Geplaatst in de categorie: afscheid