biografie: Ali Albazzaz
“In 1958 ben ik in Irak geboren. Ik studeerde aan het Instituut voor Economisch en Administratief Onderwijs in Irak. Dat besliste het regime, want letterkunde mocht ik niet studeren.
In 1976 begon ik in het Arabisch poëzie te publiceren, maar een jaar later was het al niet meer mogelijk om gedichten met een maatschappijkritische ondertoon gepubliceerd te krijgen.
In 1980 begon de Irakees-Iraanse oorlog en moest alle proza en poëzie over de oorlog gaan.
Het hart van de schrijver moest gehoorzaam worden als sokken. Ik dacht wanneer de vrijheid van de auteur door iets of iemand beknot zou worden, zijn creatie vanaf dat moment op een bochel zou lijken. Daarom wilde ik me ervan distantiëren. Ik bleef ondergronds doorschrijven en dichten. Drie Arabische gedichtenbundels zijn nu klaar en wachten op een uitgever.
Toen kwam ik naar Nederland. In oktober 1997 begon ik in het Nederlands te schrijven en binnen twee jaar publiceerde ik enkele malen in Nederlandstalige tijdschriften en kranten. Een kaars verduistert toch de zon, mijn eerste Nederlandstalige bundel, werd op 22 maart jongstleden gepresenteerd door de dichter/criticus Remco Ekkers in de bibliotheek van Rotterdam. Enkele nieuwe gedichten zijn opgenomen in de bloemlezing Een hand uit de nacht, uitgegeven door stichting Dunya en gepresenteerd in het Poetrypark tijdens het Western Union Dunya-Festival in Rotterdam in mei van dit jaar. Ik ben bijna klaar met een nieuwe Nederlandstalige bundel. Ik lees regelmatig poëzie tijdens literaire bijeenkomsten en op radio en televisie.
Toen ik met schrijven begon, probeerde ik onderscheid te maken tussen de ware stem van een herder en de echo van een schaap dat door de herder wordt geleid. Toch heeft iedere auteur voorbeelden nodig. Volgens mij is dat ook heel goed, want zonder dat raakt de auteur zichzelf kwijt. Ik hou enorm van de enorme Arabische erfenis (klassieke en moderne), die mijn poëtische basis vormen. Bovendien is Irak, waar ik vandaan kom, een broedplaats van poëzie. Toch heb ik nog vele andere voorbeelden, o.a. René Char, Henri Michaux, Arthur Rimbaud, Rainer Maria Rilke en Konstantinón Kavafis. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo veel van de Nederlandse poëzie gelezen heb. Remco Ekkers schreef over mijn bundel: ‘Zo vinden we typisch naoorlogse beelden en visies van Nederlandse dichters terug. Ik noem de voorloper van de moderne poëzie Paul van Ostayen, van experimentelen: Lucebert, maar ook Campert en later dichters als Bernlef en Faverey’.
Kortom: ik denk dat de dichter alles in zich moet hebben. Bovendien is hij een rebel, hij probeert een weg te vinden los van familie, politiek en tradities. Hij moet de moed hebben om gedichten te schrijven, die ogen en oren niet gewend zijn. Daarom probeert hij met zijn poëzie handen, ogen en oren toe te voegen. Persoonlijk wil ik graag, dat mijn dichterlijke sporen niet van suiker zijn, want dan lossen ze te gemakkelijk op. Poëzie is voor mij een dagelijkse strijd tegen de dood. Zonder poëzie ben ik verloren, zoals de viool versleten raakt wanneer niemand er op speelt. Met schrijven bevestig ik mijn geest.
Ik schrijf zowel in het Arabisch als in het Nederlands. De immigranten, die in het Nederlands schrijven zie ik als bruggen, die verschillende oevers met elkaar verbinden.’Wie oevers bijeenbrengt en ze leert omarmen, die is sterker dan een brug’. Als oevers samenkomen, vind ik dat niet leuk, want dan missen wij de rivier. Wat betekenen oevers zonder rivier? Niets.”
Herfst 2003 verscheen bij Uitgeverij Bèta Imaginations uit Rotterdam de eerste nederlandstalige gedichtenbundel van Ali Albazzaz, De ober van mijn dromen.