Inloggen

biografie: Friedrich Nietzsche

 Friedrich Wilhelm Nietzsche [Röcken 1844 – 1900]

Zijn vader - predikant - overleed toen Friedrich vijf jaar was. Hij werd streng protestants opgevoed door zijn moeder. Hij werd naar een internaat gestuurd waar hij voorbereid zou worden op zijn theologische studie. Op dit internaat groeide zijn interesse voor de Griekse oudheid, vooral voor de filosofen Plato en Aristoteles. Hij ging klassieke talen studeren, eerst aan de universiteit van Bonn, daarna in Leipzich. In Leipzich kwam hij in aanraking met het werk van Schopenhauer die één van zijn grootste voorbeelden werd. Nietzsche was ook een  bewonderaar van de componist Richard Wagner. Later in zijn leven brak hij met Wagner omdat deze voor de christelijke idealen zou hebben gekozen.

Nietzsche werd  24 jaar jong professor in de klassieke filologie aan de universiteit van Bazel. In 1879 was hij dichtbij de dood ten gevolge van een lichamelijke instorting; hij werd gedwongen ontslag te nemen. In de loop van zijn leven vereenzaamde Nietzsche steeds meer, omdat bijna niemand hem meer kon volgen. De zieke Nietzsche bracht in 1888 veel geschriften uit, maar in 1889 stortte hij in en kreeg een aanval van waanzin. Hij herstelde hier niet meer van en stierf in 1900.

Werk & ideeën

 Reeds tijdens zijn studie bracht Nietzsche geschriften uit waardoor hij aanzien kreeg en die hem ook de aanstelling tot professor te Bazel bezorgden. In 1872 verschijnt 'Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik' (De geboorte van de tragedie uit de geest van de muziek). Hij onderscheidt hierin een dubbele wortel in de Griekse kunst- en cultuurverschijnselen, nl. Dionysische drift en Apollinische bezinning. De Dionysische drift is de vormloze oerwil, zoals die in muziek tot uiting komt. De Apollinische bezinning is de macht van maat en harmonie.

De machtspositie van Duitsland na 1870 verontrustte Nietzsche. Hij vreesde dat dit tot een vervlakking en vervreemding van de echte cultuurwaarden zou kunnen leiden. Deze gedachten zijn opgeschreven in 'Unzeitgemässe betrachtungen' (1873-1876) (tegendraadse beschouwingen). Hierin prees hij ook zijn leermeesters Schopenhauer en Wagner.

Hij werd kritisch ten aanzien van kunst en metafysica en ging zich verdiepen in de wetenschap. Dit kwam tot uiting in 'Menschliches allzumenschliches' (1878) (Menselijk al te menselijk), welk boek gewijd was aan Voltaire.

In 'Zarathustra' noemde Nietzsche de drie trappen die de mens bij zijn ontwikkeling doorloopt:

  • afhankelijkheid van autoriteiten
  • het zich hiervan losrukken
  • het komen tot eigen waarden

Dit derde stadium bereikt Nietzsche met zijn werk 'Also sprach Zarathustra'(1883) (aldus sprak Zarathustra), wat een dichterlijke uitbeelding van zijn filosofische gedachten was.

In 'Zarathustra' betoogde Nietzsche ook dat er een boven de christelijke 'slavenmoraal' bestaande mens moest komen, de 'Übermensch'. De Übermensch is de mens die weet dat God dood is, die weet dat al het ideële bovenaardse een hersenschim is, die zichzelf geeft aan aarde en leven, die weet dat hij een deel is van deze wereld en niets daarbuiten.

Nietzsche was plan om zijn hele filosofie in een groot werk neer te schrijven, met als titel 'Der Wille zur Macht, Versuch einer Umwertung aller Werte'.

Maar Nietzsche heeft dit werk niet voltooid. 'Jenseits von gut und böse'(1886) (Voorbij goed en kwaad) was bedoeld als inleiding op dit grote werk. Zijn werk aan 'Der Wille zur Macht' werd onderbroken door de uitgave van 'Genealogie der Moral' (1887) (Genealogie van de moraal).

In 1888 bracht Nietzsche vele werken uit, waaronder 'Antichrist' en 'Ecce homo'. Dit  laatste boek was zijn autobiografie. Ook schreef hij enkele stukken, waaronder 'Der fall Wagner' (Het geval Wagner) waarin hij afrekende met Wagner.

In 1889 kreeg hij een aanval van waanzin; hij leefde nog 11 jaar in een toestand van verminderd besef; hij stierf in 1900.

Zijn notities werden in 1906 uitgegeven onder de titel 'Der Wille zur Macht'.