Inloggen

biografie: Gerrit Krol

'Ik wil dat mijn boeken zowel alpha als bèta zijn. Ik wil een hele wereld beschrijven en niet een helft.'

Gerrit Krol werd in 1934 in Groningen geboren. Er kwamen veel boeken in huis bij het gezin, omdat zijn vader als leraar Nederlands op een Mulo vaak presentexemplaren ontving. Over zijn jeugd in Groningen schrijft Krol in De oudste jongen (1998). Zijn geboortestad en de provincie Groningen spelen in zijn werk een prominente rol, onder meer in de verhalenbundel Halte opgeheven (1976), de novelle Een ongenode gast (1988), de roman De Hagemeijertjes (1990) en de bundel notities De kleur van Groningen (1997).

Hoewel hij in zijn jeugd veel met literatuur in aanraking kwam, leidde de hoop 'de universele waarheid aan te treffen' tot de keuze om wiskunde te gaan studeren. Reeds tijdens die studie ging hij werken als computerprogrammeur bij Shell. In deze functie en later ook in zijn werk als systeemontwerper bij de NAM verbleef hij enige jaren in het buitenland (onder andere in Nigeria). Over zijn werk voor de NAM in Groningen schrijft Krol in het met de ondertitel 'autobiografie' getooide 60000 uur (1998).

In militaire dienst schreef Krol al vier romans, maar het duurde tot 1961 voor er werk in druk verscheen: gedichten in de tijdschriften Barbarber en Hollands Weekblad. Een jaar later verscheen De rokken van Joy Scheepmaker, zijn eerste roman. Het is het (traditioneel vertelde) verhaal van de liefde tussen de 22- jarige, net uit dienst gekomen Kraus Koster en het 16-jarige schoolmeisje Joy Scheepmaker. De traditionele schrijfwijze liet Krol vijf jaar later radicaal achter zich. In 1967 kwam Het gemillimeterde hoofd uit, een boek vol korte paragrafen, schema's, formules en illustraties over, aldus de auteur, 'het mechanisme van de taal, in het bijzonder van de wiskunde'.

De letters APPI in de titel van Gerrit Krols gelijknamige boek uit 1971 betekenen Automatic Poetry by Pointed Information. APPI is een computerprogramma om gedichten mee te maken. Krol beschrijft de werking en geeft voorbeelden, maar moet ten slotte concluderen dat de dichter onmisbaar is. 'Een grap die mislukt is,' noemde hij het jaren later in een interview.

Bepaald niet mislukt was de roman over de menswording van een computer, De man achter het raam (1982). Een computer die ontworpen wordt met het doel de mens te benaderen, vertelt hoe hij een lichaam en naam (Adam) krijgt, gesprekken met zijn 'scheppers' heeft en zelfs verliefd wordt. Een originele roman die tevens ontroert als Adam ten slotte ontmanteld wordt.
Vanaf het midden van de jaren tachtig is Krol weer meer traditioneel opgebouwde boeken gaan schrijven. Daarin ontbreken weliswaar de exacte wetenschappen niet, evenmin als de bespiegelingen over tijd en ruimte, over taalsystemen en over de werking van het menselijk brein, maar deze krijgen een plaats in werk met meer dramatische opbouw.

Vanuit die 'nieuwe stemming' is hij ook ouder werk gaan herschrijven. Zo werd De weg naar Sacramento uit 1977 omgebouwd tot De weg naar Tuktoyaktuk (1987). Aan de nieuwe versie voegde Krol een essay toe over de relatie tussen de twee boeken. 'Ik heb alles maar gecannibaliseerd: het ene boek vreet het andere op. Dat heb ik zonder gewetensbezwaar gedaan, 't is ten slotte mijn eigen boek.'

Een ander voorbeeld van dit cannibaliseren vormen De ziekte van Middleton en Middletons dood. De eerstgenoemde roman, uit 1969, gaat over een man die in de ban is van Margaret Middleton, een Amerikaanse pin-upgirl uit de jaren vijftig met een stel enorme borsten als handelsmerk. De roman is fragmentarisch opgebouwd en bevat zelfs plaatjes. Middletons dood uit 1996 is deels een herschreven versie, maar ook een nieuw verhaal, waarin de ikfiguur terugkijkt op het ontstaan van zijn 'ziekte' en op zijn relaties met vrouwen. In het nu meer verhalende boek zijn de vrouwelijke karakters beter uitgewerkt.

Voor zijn werk heeft Gerrit Krol diverse literaire prijzen ontvangen, waaronder in 1986 de Constantijn Huygens-prijs voor zijn hele oeuvre. In 1996 werd zijn bundel De mechanica van het liegen (bewerkte teksten van lezingen over het verband tussen wetenschap - met name filosofie - en literatuur) bekroond met de Busken Huet-prijs. Als essayist baarde Krol vooral in 1990 opzien met zijn 'bespiegeling over de doodstraf' Voor wie kwaad wil, waarin hij stelling nam tegen het in alle gevallen afwijzen van de doodstraf.