biografie: J.A. Emmens (1924-1971)
Het profiel van Emmens toont zich het meest markant in zijn poëzie. Uit zijn aforismen leert men een teleurgesteld en scherpzinnig man kennen: de cynicus. Uit zijn proza een koppig, uitzonderlijk grondig wetenschappelijk onderzoeker: de kunsthistoricus. Uit zijn poëzie de dichter tegen wil en dank.Terwijl de alledaagse kanten van ons bestaan automatisch onder het kopje ‘prozaïsch’ worden gerangschikt, leert onze moedertaal ons dat poëzie in de eerste plaats is verbonden met het liefelijke, het welluidende, het harmonieuze. In deze zin zijn de gedichten van Emmens niet poëtisch. Het lijkt wel of het contact met de oorsprong, waarin ‘poëzie, muziek en dans nog één’ waren, zoals Leopold zei, hier verbroken is. Niet een bevrijdend ritme stroomt door deze poëzie, maar een meestal hortend, bijna onwillig spreken komt er te voorschijn, waarin dan ook geen heilig huis wordt gespaard en de valse medemens menige vernietigende schop krijgt. Niet het verrassende beeld speelt de belangrijkste rol, maar de gedachte, de overweging, en vooral het sombere besef dat juist het weloverwogen denken altijd zonder uitkomst moet blijven als men het inschakelt om door te dringen in het mysterie van het leven.