biografie: Johann Goethe
Johann Wolfgang von Goethe (Frankfurt am Main 1749 - Weimar 1832)
Goethe was een Duits schrijver, wetenschapper, filosoof en staatsman.
Zijn vader was een man van hoge status en rijkdom, die toezag op het vroege onderwijs van zijn zoon. De jonge Goethe studeerde rechten aan de universiteiten van Leipzig en Straatsburg. In 1772 ging hij werken aan het hoogste gerechtshof in Wetzlar. Na een ongelukkige liefdesrelatie verhuisde Goethe op uitnodiging van Karel August, hertog van Saksen-Weimar, in 1775 naar Weimar.
Daar trad hij in staatsdienst van de hertog en hij werd o.a. belast met politieke taken, het beheer van de financiën en de weg- en mijnbouw, het krijgswezen en later het beheer van het hoftheater. In het kader van zijn pogingen om de mijnen in het Thüringer Woud opnieuw leven in te blazen, verhevigde zich Goethes interesse in en onderzoek naar geologie en mineralogie en de natuurwetenschappen in het algemeen. Bij de bestudering van menselijke schedels ontdekte hij het tussenkaaksbeen, een bij de mens vergroeid stuk bot dat voordien alleen bij dieren was aangetroffen. Met deze ontdekking inspireerde hij later onder andere Charles Darwin. Toch ligt Goethes verdienste voor de natuurwetenschappen niet zozeer bij de onderzoeken die hij heeft uitgevoerd, maar bij de methode die hij bij deze onderzoeken hanteerde.
In 1786 vertrok Goethe naar Italië om de druk van de zaken te ontlopen en wellicht ook om zijn relatie met een hofdame te laten bekoelen. Zijn reis naar Italië kan worden opgevat in de traditie van kunstreizen ('Grand Tours') in die tijd. Goethe overwoog om schilder te worden, maar hij stapte van dat plan af. Zijn oberservaties van de Italiaanse kleurenpracht mondden uit in zijn kleurenleer, die aanmerkelijk afwijkt van die van Isaac Newton. Ook kwam Goethe in Italië op het spoor van de oerplant. Hij ontdekte dat deze oerplant, waarvan alle plantensoorten kunnen worden afgeleid, niet als organisme in de natuur terug te vinden zou zijn, maar dat het als geestelijk model of concept moest worden opgevat.
Na een verblijf van enkele maanden in Rome reisde Goethe door naar Napels, waar hij de Vesuvius bestudeerde en naar Sicilië. In 1788 werd hij door hertog Karel August teruggeroepen naar Weimar omdat hij steun nodig had bij militaire aangelegenheden: de oorlogen tegen Frankrijk.
De jaren na 1794 worden gekenmerkt door een hechte vriendschap met Friedrich Schiller, die voortduurde tot Schillers dood in 1805. Onderwerp van gezamenlijke studie was o.a. de gebeurtenissen rond de Franse Revolutie en de esthetica in de kunst. Uit deze samenwerking ontwikkelde zich een stijl, die wordt aangeduid met de term Weimarer Klassik.
Nadat hij ongeschonden de plunderingen van de soldaten van Napoleons leger had doorstaan, trouwde Goethe na lange tijd samengewoond te hebben in 1806. Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen voortgekomen, waarvan alleen August von Goethe (1789-1830) langer leefde dan enkele dagen.
1794 heeft hij zijn leven hoofdzakelijk gewijd aan de literatuur en het afnemen van audiënties in zijn huis te Weimar. In de laatste jaren van zijn leven tekende zijn secretaris Johann Peter Eckermann gesprekken met Goethe op in het beroemd geworden boek Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Lebens. Na een leven van buitengewone productiviteit overleed hij op de leeftijd van 82 in Weimar.
De belangrijkste werken die Goethe heeft gemaakt voor hij naar Weimar ging, waren zijn tragedie Götz von Berlichingen (1773) (dit werk heeft hem zijn beroemdheid gebracht) en zijn Die Leiden des Jungen Werther, een roman die enorm populair werd gedurende de 'Sturm und Drang'-periode. Tijdens zijn jaren in Weimar, voordat hij Schiller ontmoette, begon hij met het schrijven van Wilhelm Meister. Hij schreef de toneelstukken Iphigenie, Egmont, Torquato Tasso, en zijn Reineke Fuchs. Bij de periode van zijn vriendschap met Schiller horen de voortzetting van Wilhelm Meister, de mooie idylle Hermann und Dorothea en Romijnse Elegieën. In de laatste periode, na Schiller's dood in 1805 horen Faust, Die Wahlverwandschaften, zijn autobiografie Dichtung und Wahrheit, zijn Italiaanse Reis, veel wetenschappelijk werk, ca. 16000 brieven en een serie verhandelingen over Duitse kunst.