Inloggen

biografie: Jotie t Hooft

Johan Gerard Adriaan T'Hooft

[Oudenaarde 1956 - Brugge 1977] 

Jotie - zijn roepnaam in het Oudenaards dialect - was de enige zoon in een gewoon gezin. Zijn vader was onderwijzer op een lagere school te Brussel.  Omdat zijn moeder door rugpijn bedlegerig werd, ontfermden zijn grootouders zich over hem.

Al vlug bleek Jotie uitzonderlijk taalvaardig te zijn. In zijn prille jeugd kwam ook zijn somberheid al naar boven in zijn boekenkeuze.  Op driejarige leeftijd maakte hij kennis met de dood. Zijn grootvader van moeders zijde overleed toen aan een hartaanval. Joties vader vertelde hem dat grootvader op een verre reis vertrokken was.  Zeven jaar later overleed zijn grootmoeder van vaders zijde. In die periode verzamelde hij schedels van dieren en schelpen (’huizen van dode dieren’).

Jotie beleefde zijn eerste cultuurschok toen hij aankwam op de 'grote jongensschool', het conservatieve Onze-Lieve-Vrouwcollege in Oudenaarde. Aanpassingsmoeilijkheden lagen ten grondslag aan Joties opstandige gedrag. Hij zocht zijn toevlucht in de poëzie. Zijn studieresultaten waren bescheiden. De leerstof vond hij niet  interessant. Hij stak liever zijn tijd in het lezen van boeken met een filosofische inslag. Omdat zijn vader bibliothecaris was, kreeg hij makkelijk boeken voor volwassenen in handen. Joties lievelingsauteurs waren Herman Hesse en Franz Kafka. De verruiming van zijn muziekkeuze ging gepaard met de ontdekking van drugs. Zijn drugsexperimenten waren velerlei. Hij moest zijn school op verzoek van de Directie verlaten.

Zo kwam Jotie in de grote stad Gent terecht. Daar ging het van kwaad naar erger. Zijn interesse voor de communistische en marxistische doctrines werd hem op school niet in dank afgenomen. Het stimuleren van de medestudenten in deze richting en zijn drugsgebruik gaven de doorslag. Hij werd voor de tweede maal van een school verwijderd. Jotie zocht zijn heil bij andere Oost-Vlaamse scholen . De studies zelf boeiden hem niet. Drugs en dichten vormden Joties leven. Hiernaast trok seksbeleving hem aan. Hij experimenteerde op seksueel vlak volop met allerlei meisjes en vrouwen.

Joties drugsverslaving bracht hem in geldnood. Zijn bijverdienste als freelance popjournalist was niet voldoende. Op zeventienjarige leeftijd liet hij de school de school en verliet zijn ouderlijk huis. Naast druggebruik en sekservaringen bleef hij vele gedichten produceren. Joties eerste zelfmoordpoging werd ondernomen toen een vriendje wegviel. Nadat hij zichzelf een cocktail van slaappillen had ingespoten, sneed hij zich met een scheermesje. De oplettendheid van zijn moeder redde zijn leven. Terug in Oudenaarde kende Jotie een periode van relatieve rust. Deze werd wreed verstoord door een inval van de politie. Jotie werd gearresteerd en in het verbeteringsgesticht van Ruiselede geplaatst. In de zeven weken die hij daar verbleef  voelde Jotie zich steeds minder op zijn gemak. Het zwaarst viel hem de constante supervisie. Maar gedichten bleef hij schrijven.

Kort na zijn invrijheidstelling trok hij opnieuw naar Gent. Daar verviel hij in zijn oude levensstijl. De magie en het occulte werden zijn nieuwe hobby’s. In die periode werd hij verliefd op de zeventienjarige Ingrid Weverbergh. Vier dagen na hun kennismaking zat ook zij te trippen. In augustus 1975 traden zij heimelijk in het huwelijk. Hierdoor viel de controle van de jeugdrechtbank weg. Kort na het huwelijk ontmoette Jotie zijn schoonvader Julien Weverbergh die toen directeur van uitgeverij Manteau was. Zijn schoonvader bezorgde hem een baan als lector. In diezelfde periode verscheen Joties eerste dichtbundel ‘Schreeuwlandschap’. Zijn tweede dichtbundel ‘Junkieverdriet’ werd bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs.

Zijn terugval in drugs bracht het paar in geldnood. Jotie verduisterde een cheque van de uitgeverij van zijn schoonvader. Toen dit werd ontdekt, ondernam hij zijn tweede zelfmoordpoging, maar opnieuw werd zijn dood voorkomen. Hij vroeg zijn moeder: "Mam, als jij wilt leven, dan leef jij. Wel, ik wil doodgaan, waarom mag ik dat dan niet?"

Als afscheidsgroet liet hij een briefje achter met de mededeling dat hij vertrokken was en niet meer thuis zou terugkeren. Hij vertrok naar Brussel. De levensstijl van Jotie en Ingrid nam steeds ernstiger vormen aan. Drugs domineerden hun leven. In de geest van zijn doemdenken werd hun appartement zwart geschilderd. Overmatig speedgebruik liet van zijn zachtzinnig karakter weinig over. Zijn vrouw verliet  hem toen hij agressief gedrag tegenover haar vertoonde: het begin van het einde.

In een kamertje van een vriend in Brugge diende Jotie zich in oktober 1977 een overdosis cocaïne toe. Hij schreef zijn laatste woorden met een roodbruine vloeistof op de muur.

Ook de afscheidsbrief waarin Jotie Julien Weverbergh toestemming gaf postuum zijn laatste gedichten te publiceren, is een aanwijzing voor Joties voornemen voor de dood te kiezen.