biografie: Karel v/d Woestijne
1878 - 1929
Karel van de Woestijne [Gent 1878- Zwijnaarde1929] Tijdens zijn atheneumjaren nam Karel van de Woestijne het besluit niet in het Frans maar in het Nederlands te gaan schrijven. Hij maakte de middelbare school niet af; hij studeerde een paar jaar wijsbegeerte en letteren aan de universiteit te Gent.
Van 1898 tot 1903 verbleef hij te Sint-Martens-Latem, waar hij debuteerde met 'Laetemsche brieven over te lente' in 1901.
Hij huwde te Gent in 1904 en ging te Sint-Amandsberg wonen, waar een zoon werd geboren in 1905. Ondertussen werkte hij mee aan 'Van nu en straks' en was hij oprichter van het tijdschrijft 'Vlaanderen' (1903-1907). In 1907 verhuisde hij naar Brussel. In 1915 trok hij naar Pamel waar hij samen met Herman Teirlinck 'De leemen torens' schreef. Na opnieuw naar Brussel verhuisd te zijn kreeg hij in 1919 een dochter.
In 1920 was hij medestichter van 'Het roode zeil' en ontving hij de Staatsprijs voor Poëzie. Van 1920 tot 1925 woonde hij in Oostende. In 1921 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Nederlandse letterkunde te Gent. Voordien was hij ambtenaar bij het Ministerie van Onderwijs en journalist voor 'De Nieuwe Rotterdamsche Courant'. Vanaf 1925 woonde hij in te Zwijnaarde.
Karel van de Woestijne was, onder invloed van de Franse symbolisten, een verfijnd en gevoelig Renaissance-dichter en een soepel woordkunstenaar. Zijn eerste gedichtenbundels zoals o.a. 'Het vaderhuis' (1903) en 'De gulden schaduw' (1910) waren zwoel-zinnelijk. Daarna nam het geestelijke, het mystische de bovenhand zoals in 'God aan zee' (1926) en 'Het bergmeer' (1928). Ook zijn dichterlijk verhalend proza was interessant b.v. het bekende verhaal 'De boer die sterft' uit 'De bestendige aanwezigheid' (1918). Van zijn hand verschenen in verscheidene tijdschriften ook vele kritische bijdragen die later gebundeld werden.
Bibliografie :
* Laethemse brieven over de lente (1901)
* Het Vaderhuis (1903)
* De boomgaard der vogelen en der vruchten (1905)
* Janus met het dubbele voorhoofd (1908)
* De gulden schaduw (1910)
* Afwijkingen (1910)
* Kunst en geest in Vlaanderen (1911)
* Interludiën I (1912)
* Interludiën II (1914)
* Goddelijke verbeeldingen (1918)
* De bestendige aanwezigheid (1918)
* De modderen man (1920)
* Substrata (1924)
* Zon in de rug (1924)
* Beginselen der chemie (1925)
* God aan zee (1926)
* Het menschelijk brood (1923)
* Christophorus (1926)
* Het zatte hart (1926)
* Epibasis (1927-1929)
* De leemen torens (1928)
* De schroeflijn (1928)
* Het bergmeer (1928)
POSTHUUM WERK:
* De nieuwe Esopet (1932)
* Over schrijvers en boeken (1933)
* Proza (met o.a. De boer die sterft) (1933)
* Verzameld werk (1928-1933)
* Nagelaten gedichten (1943)
* Verhalen (1944)
* Verzameld werk (8 delen, 1948-1950)
* Verzamelde gedichten (1953)
* Journalistiek (Brieven aan de NRC)
* Verzamelde gedichten (1978)
* Brieven aan Lode Outrop (1985)