Inloggen

biografie: Lucebert

Lucebert, pseudoniem van Lubertus Jacobus Swaanswijk (Amsterdam 1924 – Alkmaar 1994),  dichter en beeldend kunstenaar,

wordt beschouwd als de meest revolutionaire, authentieke en beeldende dichter van de experimentele generatie. Vanaf zijn debuut in Reflex (1949) met het antikoloniale gedicht Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia lopen maatschappelijke en artistieke opstandigheid parallel, in de vorm van onvrede met de burgerlijke orde – waarschijnlijk mede veroorzaakt door zijn gedwongen tewerkstelling in nazi-Duitsland – en met de artistieke zelfgenoegzaamheid die hij in Parijs en Rome had gezien in 1948 en 1949. Als dichter van de Experimentele Groep Nederland trad hij in deze jaren toe tot Cobra. Zoals in het schilderwerk van Karel Appel, en later in zijn eigen schilderwerk, gelden ook in Luceberts poëzie de principes van het antidogmatische en het ‘primitieve’, van naïviteit, spontaneïteit en atonaliteit. Onder invloed van Friedrich Hölderlin en Hans Arp, en door de samenwerking met Bert Schierbeek, kreeg de sterke drang naar het Licht gnostische accenten. In zijn pseudoniem Lucebert komt tweemaal licht voor: in lux en bert. Hij keert de mythe van de gevallen engel Lucifer om. De mens is niet verstoten; de dichter kiest bewust voor een doorleefd materialisme en voor aardsheid. Het begrip experimenteel krijgt een tastbare en etymologische betekenis: steunend op de proefneming, op ervaring. Dat is de inhoud van de opstand van de homo ludens, de spelende mens. Hij keert zich tegen elke institutie die de macht vertegenwoordigt: de kerk, de staat, de wetenschap, de wijsbegeerte, de kunst zelf. Daartoe dienen kunst en leven te versmelten en taalregels te worden afgebroken. Veelzeggend is de titel van een bloemlezing uit zijn werk: Poëzie is kinderspel (1968). De bundel Val voor Vliegengod (1959) vormt de bekroning van Luceberts eerste dichtperiode. Later zoekt hij de fel begeerde zuiverheid in inkeer en vereenvoudiging.

Tussen 1960 en 1975 ging de dichter grotendeels schuil achter de graficus en de schilder. Eerst uitte een agressieve anti-ideologie zich in een ruim gebruik van felle kleuren, zwaar omrande vlakken, karikaturale en met opvallende tanden uitgeruste figuren; later moet dit ‘stucadoren’ met verf wijken voor een verfijnder coloriet en het gebruik van acryl.

In 1981 verscheen er, na jaren van stilte, opnieuw een dichtbundel, Oogsten in de dwaaltuin. Ook de bundel De moerasruiter uit het paradijs (1982) laat een sterk toegenomen regelmaat zien in versregel en strofenbouw.

Lucebert is vele malen bekroond, de eerste keer in 1953 met de Poëzieprijs van de stad Amsterdam voor Apocrief. De analphabetische naam (1952). Bij die gelegenheid verscheen hij verkleed als de ‘keizer der Vijftigers’. Later ontving hij o.a. de Constantijn Huygensprijs (1965), de P.C. Hooftprijs (1967) en de Grote Prijs der Nederlandse Letteren (1983). Zijn werk is in vele talen vertaald.

WERK: (o.a.): Triangel in de jungle/De dieren der democratie (1951); De Amsterdamse school (1952); Van de afgrond en de luchtmens (1953); Alfabel (1955); Amulet (1957); Triangel (1958; verz. bundel); De perfekte misdaad (1968; radiostemmenspel); Drie lagen diep (1969; tekeningen en gedichten); …en morgen de hele wereld (1972); Dames en heren (1976; m. B. Schierbeek); Chambre – Antichambre (1978; m. B. Schierbeek); Voor vrienden dieren en gedichten (1979; bloeml.); Mooi uitzicht & andere kurioziteiten (1980); Ongebundelde gedichten (1983); Het hart van de zoeker (1986; foto's); Troost de hysterische robot (1989); Van de roerloze woelgeest (1993).

Verzamelde gedichten