biografie: Marten Toonder
Marten Toonder [Rotterdam 1912 - ….]
Toonder is de belangrijkste stripmaker van Nederland. Hij is de geestelijke vader van een groot aantal stripfiguren, zoals Tom Poes, Olvier B. Bommel, Wammes Waggel, Panda, Kappie etc. Ook is hij de grondlegger van de Marten Toonder Studio's, waar vele Nederlandse striptekenaars het vak hebben geleerd. Met de krantenstrip over 'Heer Bommel en Tom Poes' heeft Marten Toonder zich tot aan het einde bezig gehouden.
Hij heeft het eervolle lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde gekregen, vanwege zijn vindingrijke en vernieuwende taalgebruik. Zo zijn neologismen als "grofstoffelijk", "denkraam" en "breinbaas" afkomstig uit zijn pen.
Marten Toonder, zoon van een kapitein op de grote vaart, ging na de middelbare school op achttien-jarige leeftijd met zijn vader mee naar Zuid-Amerika. In Buenos Aires ontmoette hij de vroegere Walt Disney-animator Dante Quinterno. Van hem leerde hij de techniek van stripverhaal en tekenfilm, waarvoor hij al op jeugdige leeftijd belangstelling had. Terug in Nederland gaf zijn vader hem één jaar de tijd om te bewijzen dat hij in dit vak zijn brood kon verdienen.
Marten Toonder illustreerde de verhalen van 'Barendje Bas', geschreven door Dola de Jong, in het stripweekblad Doe Mee in 1939.
In 1933 volgde Marten Toonder tekenlessen en ging hij werken bij de uitgeverij Nederlandse Rotogravure in Leiden, waar hij stripfeuilletons tekende. In 1935 trouwde hij met zijn buurmeisje Phiny Dick. Phiny maakte ook tekeningen en schreef kinderboeken en strips. Marten Toonder nam in 1939 de beslissing om voor zichzelf te beginnen, omdat hij steeds geconfronteerd werd met salarisverminderingen in de crisisjaren. Hij vestigde zich in Amsterdam in 1940 samen met zijn vrouw. In 1941 kon hij dankzij Polygoon met het medium tekenfilm gaan experimenteren. Hij kreeg assistenten, een secretaresse en een bedrijfsruimte. In juni 1942 werd Toonder compagnon van Joop Geesink, die dat jaar was begonnen. Samen richtten zij de Geesink-Toonder Studio's op.
Al in 1938 zette Marten Toonder voor het eerst het figuurtje van Tom Poes op papier. Het zou tot 1941 duren voor Tom Poes Martens tekenmap kon verlaten om in de openbaarheid te treden, vrijwel tegelijkertijd in Zweden, Tsjecho-Slowakije en Nederland. Meer succes had Toonder aanvankelijk met 'Dom Sombrero' die in Argentinië en Tsjecho-Slowakije verscheen. Als gevolg van de oorlog verdween Mickey Mouse als stripverhaal uit De Telegraaf. De plaats werd vanaf 16 maart 1941 ingenomen door 'De Avonturen van Tom Poes'.
De Geesink-Toonder Productie in de Vijzelstraat hield stand tot maart 1943. Hier werden onder andere filmpjes voor de Nederlandse Spoorwegen en Philips gemaakt. Geesink ging zich meer toeleggen op poppenfilm terwijl Toonder zich bezighield met tekenfilm en strips. In 1944 startte Geesink zijn eigen studio. De Toonder Studio's breidden zich gauw uit aan de Nieuwezijds, tegenover De Telegraaf, tot daar op Dolle Dinsdag een eind aan kwam. In 1944 kreeg de Telegraaf een hoofdredacteur die lid was van de SS. Toonder stopte meteen met de Tom Poes-strip voor die krant. Tevens liet hij zich manisch-depressief verklaren - hierdoor kon hij stoppen met werken zonder onder te hoeven duiken.
Tijdens de bezettingsjaren werkten bij de Toonder Studio's tientallen mensen aan een tekenfilm in opdracht van Duitse ondernemingen. Van deze film is nooit één meter bruikbare film afgeleverd. Verscheidene medewerkers vonden hierin een belangrijke dekmantel voor illegale activiteiten. In een latere fase werd in een afzonderlijk gebouw de illegale drukkerij D.A.V.I.D. (De Algemene Vrije Illegale Drukkerij) ondergebracht. Deze drukkerij leverde behalve Tom Poes-boekjes bijvoorbeeld ook het ondergrondse blad Metro af.
Na de oorlog zette Toonder zijn werk voort in zijn woonhuis, Keizersgracht 530. Marten Toonders grote liefde voor de tekenfilm heeft niet tot successen mogen leiden. De door hem gemaakte Tom Poes-televisiefilmpjes en Philipsreclamefilms zijn niet van de klasse die zijn strip kenmerkt. In 1949 waren er plannen voor de film 'Fortune Fair' ('Sprookjeskermis'), maar het geld ontbrak. Toonders grote wens om een grote tekenfilm te maken is uiteindelijk wel in vervulling gegaan. Met de films 'Gouden Vis' en 'Moonglow' (geen Tom Poes-films) behaalde hij internationale prijzen. De eerste grote Bommel-film kwam pas in 1983.
De strip-afdeling van de Toonder Studio's zat ook niet stil. In de jaren vijftig en zestig stond er in elke krant wel een strip afkomstig van één van Toonders medewerkers. Opvallend is ook dat toen de strip in Nederland, in navolging van Amerika, verguisd werd als corrumperend voor kinderzieltjes, en bezorgde pedagogen zich en masse stortten op de verderfelijke beeldroman, strips uit de Toonder Studio's aan deze hetze ontsnapten. Toonder-strips werden blijkbaar beschouwd als gezond, onderhoudend en opbouwend.
Vele Nederlandse striptekenaars zijn hun carrière begonnen in de Toonder Studio's. Ben van 't Klooster, Freddy Julsing, Andries Brandt, Patty Klein, Thé Tjong Khing en vele anderen droegen bij aan de productie van strips zoals 'Panda', 'Kappie', 'Tekko Taks', 'Student Tijloos', 'Horre, Harm en Hella', 'Birre Beer', 'Wipperoen' en 'Kraaienhove'. In de loop der tijd nam de productie van tekenfilms steeds meer de overhand, tot de stripafdeling van de Toonder Studio's uiteindelijk in 2000 verdween.
In 1965 vestigde Toonder zich in Greystones, Ierland, om zich daar, ver van commerciële en leidinggevende beslommeringen, te kunnen wijden aan zijn grote succes: Tom Poes, het werk van de meester zelf, dat hem de roem heeft gebracht die hij verdiende. Zo'n 600 verhalen maakte hij van deze strip, waarvan 160 als dagstrip in diverse kranten verschenen. In 1967 begon uitgeverij De Bezig Bij met een uitgave van 43 reuzepockets Bommelverhalen. In 1982 schreef Marten Toonder het boekenweekgeschenk.
Op zijn zeventigste verjaardag werd Marten Toonder benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.
De Bommel-film 'Als je begrijpt wat ik bedoel' ging in 1983 in première. Toonder had, in samenwerking met Rob Houwer, ruim twee jaar aan deze animatiefilm gewerkt. Het laatste Bommelverhaal verscheen in 1986. Op 1 april 1998 verscheen voor het laatst in NRC Handelsblad een Bommelfeuilleton: het slot van 'Heer Bommel en het einde van eindeloos'. Na het laatste Bommelverhaal van 1986 ging Toonder zich wijden aan het schrijven van zijn autobiografie.
Zijn eega Phiny overlijdt in 1990.
Het eerste deel van Toonders autobiografie, 'Vroeger was de aarde plat', beslaat de periode 1912-1939. Later verschenen 'Het geluid van bloemen', over de periode 1939-1945, 'Onder het kollende meer Doo', over de periode 1945-1965, en 'Tera'. In dit laatste deel roept Marten Toonder, met een milde wijsheid en in zuivere schrijfstijl, een levendig beeld op van Tera de Marez Oyens, de vrouw met wie hij een aantal jaren deelde: een heel leven in enkele jaren, zo volledig, verdrietig en rijk.
Zijn laatste levensdagen verblijft Marten Toonder in het rustoord voor bejaarde kunstenaars, het Rosa Spier-huis te Laren.