Inloggen

biografie: PIERRE KEMP

Petrus Johannes Kemp [Maastricht 1886 - 1967]

Kemp was  van 1900 tot 1913 schilder en - na een kort Amsterdams journalistiek intermezzo (1915) - van 1916 tot 1944 beambte in de kolenmijn Laura te Eygelshoven.

Hij wilde aanvankelijk componist worden, leerde schilderen bij de Limburgse schilder Robert Graafland, en werd tenslotte dichter.

Zijn eerste bundels, o.a. Het wondere lied (1914), bevatten traditionele verzen. Vanaf 1927 was hij geregeld medewerker aan De Gemeenschap, waarin hij andersoortige verzen publiceerde: Stabielen en passanten (1934), de eerste van een reeks bundels `kleengedichten', eenvoudig en direct van zegging, vaak verrassend door speelse fantasie en geestigheid.

Kemp is de dichter van de levensaanvaarding, die in vrije vormen de vrouw, de kleuren en de klanken, het leven bezingt en door enkele suggestieve beelden zijn lezers in een droomwereld verplaatst. Zijn sterke, vooral visuele zintuiglijkheid en zijn tegelijk naïef en diepzinnig levensgevoel geven aan zijn poëzie vaak een zekere verwantschap met de oosterse lyriek, waarvoor hij sedert zijn jeugd een grote bewondering had.

In 1956 werd zijn werk bekroond met de Constantijn Huygensprijs, in 1959 met de P.C. Hooftprijs.

Werk:

Het wondere lied (1914)
De bruid der onbekende zee en andere gedichten (1916)
Carmina Matrimonalia (1928)
Stabielen en passanten (1934)
Fugitieven en constanten (1938)
Transitieven en immobielen (1940)
Pacific (1946)
Standard-book of classic blacks (1946)
Phototropen en koctophilen (1948)
Forensen voor Cythère en andere gedichten (1949)
Engelse verfdoos (1956)
Vijf families en één poederblauw (1958)
Garden, 36, 22, 36 inches (1959)
De incomplete luisteraar (1961)
Perzische suite (1965)