Inloggen

biografie: Patty Scholten

Patty Scholten-Klein is een baby-boomer uit 1946. Van jongs af had ze twee liefdes: dieren en dichten. Als kind schreef ze schriften vol gedichten en sjouwde het ouderlijk huis vol dieren. Tijdens haar puberjaren werd het serieuzer: ze publiceerde haar eerste gedichten in jeugdbladen als Kris Kras, Fix en Foxi, de jeugdrubriek van NRC e.d., werd (hoofd)redaktrice van de schoolkrant en ging als volontaire in het reptielenhuis van Artis werken. Daar schreef ze haar eerste sonnetten, zoals "In memoriam het gilamonster" (toen het gilamonster - een giftige hagedis - in het reptielenhuis was doodgegaan) en een sonnet over een octopus, waarmee ze een zondagsdichterswedstrijd won.

Na de middelbare school koos ze voor een studie biologie, maar tijdens haar studie solliciteerde ze op een advertentie van Toonder Studio’s, waar men een stripschrijver zocht. Haar sollicitatie-opdracht was een verhaal voor de Donald Duck-balloonstrip: "Tom Poes en de Woelwater", dat meteen werd gepubliceerd. Bij Toonder Studio’s kon ze volop over (weliswaar pratende) dieren schrijven zoals Tom Poes, Panda, Polletje Pluim, de Grote Boze Wolf e.d. Ze bleef zeven jaar freelance voor Toonder werken. Ze brak haar studie biologie af en besloot daarom met een bioloog te trouwen.

Na de leerschool bij Toonder Studio’s schreef Patty Scholten strips voor de jeugdbladen Donald Duck, Okki, Taptoe, Pep, Sjors, Eppo en Tina en schreef scenario’s voor tekenaars als Piet Wijn, The Tjong Khing, Robert van der Kroft, Jan Steeman, Jan van Haasteren e.d. In 1978 richtte ze samen met collega’s het satirische stripblad voor volwassenen "De Vrije Balloen" op.

Na zesentwintig jaar stripschrijven begon Patty Scholten daarnaast opnieuw te dichten. Weer sonnetten en weer over dieren. Ze won wat prijzen in het zg. tweede circuit, zoals De Plantage Poëzieprijs (jury Ed Leeflang en Adriaan Morriën), de Zeister Poëzieprijs en kreeg een eervolle vermelding bij de Nijmeegse Poëzieprijs (jury o.a. H.H. ter Balkt). Haar sonnetten werden (en worden) regelmatig gepubliceerd in De Tweede Ronde.

In 1994 voltooide ze haar eerste dichtbundel over (dierentuin)dieren en deze werd bij Uitg. Atlas letterlijk "uit de post gevist". In 1995 verscheen hier haar eerste bundel "Het dagjesdier". De sonnetten hebben twee lagen: het octaaf beschrijft in metaforen het dier zelf, in het sextet wordt gefilosofeerd, paralellen getrokken, overpeinzingen geuit. Zo menen de vrij rond klimmende apen in Apenheul over de aan allerlei beperkingen onderworpen bezoekers dat zij apen de evolutiestrijd hebben gewonnen. De moegedanste beren in het Berenbos te Ouwehand genieten van hun welverdiende vrijheid, maar in hun droom moeten ze toch weer dansen, dansen.

Over de bundel schreef Peter de Boer in Trouw: "Wat Scholten in haar soepele woordnetten vangt is ontroerend. Het wordt allemaal grappig, gevoelvol en met een scherp oog voor treffende details uit de doeken gedaan" en Herman de Coninck in De Morgen: "Ze bevrijdt dieren uit hun dierentuinkooi, om ze definitief op te sluiten in zo’n onvergetelijk beeld." Er volgden wat interviews, zoals met Sonja Barend in Grasduinen en in De Avonden van de VPRO-radio. Gerrit Komrij nam het sonnet "De olifant" op in zijn bloemlezing: "Poëzie van de negentiende en twintigste eeuw." De dierentuin Burgers Zoo plaatste een tiental gedichten op borden bij de betreffende dieren. In het voorjaar 1996 werd deze bundel genomineerd voor de VSB-poëzieprijs. De jury schreef in haar rapport: "De kunst van de plastische beschrijving wordt hier dikwijls zeer virtuoos beoefend. Dikwijls zijn haar beelden eerder ontroerend dan amuserend."

Haar tweede sonnettenbundel verscheen in 1997 bij Uitg. Atlas: "Ongekuste kikkers." Er zijn vier afdelingen. De eerste - en grootste - gaat weer over dierentuindieren: "Zestien kooien, zes aquaria", de tweede over vrij rondlopende dieren: "Glazen trommelstokken", de derde over mensen "Zes mensen en een draaiorgel" om te eindigen met drie sonnetten over de dood van haar moeder. Deze bundel kreeg lovende recensies in o.a. Trouw, Noordhollands Dagblad, Grasduinen, Hervormd Nederland, Knack en De Morgen. Patty Scholten las voor op de Nacht van de Poëzie 1998 in Utrecht en de Volkskrant schreef: "Zowel Kal als Rawie vielen in het niet bij de spitsvondige Patty Scholten. Haar schijnbaar zoetige en eenvoudige sonnetten over dieren vertonen een scherpte en levenswijsheid waardoor niets is wat het lijkt en een zeearend een generaal is die vrouwenkleren draagt."

Patty Scholten werkt nu aan haar derde bundel, een sonnettencyclus over de 17e VOC-koopman en natuuronderzoeker Rumphius, waarvoor ze van het Fonds der letteren een reisbeurs naar Ambon ontving. Gedichten hieruit zijn voorgepubliceerd in De Tweede Ronde en Hollands Maandblad.