biografie: Paul Snoek
[Sint-Niklaas 1933 - Egem 1981]
Paul Snoek: dichter, schrijver en schilder, textielfabrikant en aannemer.
Hij werd geboren als eerste zoon van de textielfabrikant Omer William Schietekat en Paula Sylvia Snoeck. Hij gaat naar school op de nonnenschool Berkenboom en op het St-Jozefinstituut. Hij is een middelmatige leerling. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar de natuur en de literatuur. Toen hij ongeveer 13 jaar was, begon hij in navolging van zijn vader te schilderen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging zijn vader boerderijen af, om in ruil voor voedsel schilderijen te maken. Vanaf het zesde leerjaar gaat hij naar een kostschool: het St-Lievenscollege in Antwerpen. Hier kreeg hij Nederlands van de dichter Anton van Wilderode, die hem aanmoedigt om te schrijven. Enkele sonnetten worden gepubliceerd in 'Nieuwe Stemmen', 'De Tafelronde' en in 'Dietsche Warande en Belfort'. Paul Snoek studeerde vanaf 1953 enkele jaren rechten in Gent. Hij studeert weinig maar schrijft veel en probeert in deze tijd gedichten gepubliceerd te krijgen. Na een conflict met de redactie van 'De Tafelronde' gaat hij het pseudoniem Paul Snoek gebruiken. In 1956 stopt hij met zijn studie. Zijn eerste bundel 'Archipel' kwam uit in 1954. In 1957 heeft hij voor het eerst een expositie van zijn schilderwerk, in de Brusselse gallerij 'Taptoe'. In 1957 moet hij in militaire dienst. Hij wil geen officiersopleiding en moet zijn diensttijd in Duitsland doorbrengen. Hij wordt redacteur van het legertijdschrift 'Vici'. Als hij uit dienst komt gaat hij in de fabriek van zijn vader werken. Hij ontmoet in 1960 Maria Magdalena Vereecke. In 1961 trouwen ze. Hij richt een importmaatschappij op om zijde uit Japan te gaan verhandelen. Hij bouwt een huis in Temse. In 1963 wordt hij vader van een tweeling: Jan en Paul. In 1966 volgt een dochter: Sophie. In 1965 verkoopt hij zijn huis en aandelen om deel te kunnen nemen aan de kapitaalsverhoging van het paalfunderingsbedrijf 'Atlas'. Dit levert hem financiële en zakelijke moeilijkheden op. In 1969 wordt hij hier werknemend verkoopdirecteur. In 1967 koopt hij een boerderijtje in Slijpe. In 1972 begint hij weer (fanatiek) te schilderen. Hij heeft diverse exposities. Hij verkoopt zoveel werk, dat hij part-time gaat werken bij 'Atlas'. In 1975 ontmoet hij Martine Laroye. Hij verlaat vrouw en kinderen en gaat met Martine in Oostende wonen. In 1976 volgt een scheiding en in 1977 trouwt hij met Martine. Ze wonen in Loppem en later in Varsenare. In 1975, terug van een reis naar Israël, wordt hij full-time schilder. Hij verkoopt echter steeds minder en komt in financiële moeilijkheden. Hij doet PR-werk, wordt antiekhandelaar, opent een bureau voor copywriting en handelt in meubelen. In 1981 reist hij driemaal naar Saoedi-Arabië en de Golfstaten. Op 19-10-1981 rijdt hij in Egem met zijn nieuwe Alfa Romeo tegen een kraanwagen en is op slag dood. In een interview in 1959 met 'Periscoop' had hij gezegd: 'Sterven achter het stuur van een lichtblauwe racewagen, dat is de mooiste dood.' Zijn Alfa Romeo was zwart. Hij had een blauwe willen hebben, maar daarvoor was een langere wachttijd... Er is wel over zelfmoord gespeculeerd, ook omdat Snoek manisch-depressieve buien had en omdat hij in zijn werk en tegen vrienden sprak over het op deze manier sterven. Paul Snoek werd op 24-10-1981 begraven op het kerkhof aan de Oudenburgweg in Varsenare in de grafkelder van zijn familie. Zijn dichtwerk wordt omschreven als 'ludiek en virtuoos'. Het latere werk is vaak 'parlando-poëzie'. Paul Snoek is niet bij een stroming in te delen. Hij ontwikkelde zich als dichter van romantisch, via agressief en cynisch naar visionair en spottend en tenslotte naar een gelaten pessimistisch dichter. 'Verzameld scheppend proza' (1984) bevat twee nooit gepubliceerde romans: 'Goelaski of het verhaal van een zwerver' (geschreven tijdens zijn diensttijd) en 'Onze vriend Caesar' (onvoltooid).