Inloggen

biografie: Prudens van Duyse

1804 - 1859

[Dendermonde 1804 – Gent 1859]

Prudentius Joannes Maria van Duyse was een Vlaams dichter.

Hij slaagde in 1823 voor het examen van kandidaat-notaris en was enige tijd werkzaam als notarisklerk te Laken. Hij studeerde rechten te Gent. Hij werd leraar en stadsarchivaris te Gent, waar hij het genootschap `De Tael is gantsch het Volk' hielp stichten.                                 

Hij schreef vele gelegenheidsgedichten, w.o. De spellingsoorlog (1842). Zijn eerste publikatie was het in 1827 bekroonde Lofdicht op de Nederlandsche tael (1829). Hij drong als eerste op literaire vernieuwing aan in De wanorde en omwenteling op den Vlaemschen zangberg (1830).

Bij het uitbreken van de revolutie week hij naar het Noorden uit, waar een bundel Gedichten (1831) verscheen. Hij keerde terug en promoveerde in de rechten te Gent in 1832.

Hoewel vurig flamingant schreef hij ook talrijke gedichten in het Frans. Toen jongere dichters na 1850 opkwamen, bleef hij nog zeer in aanzien. Zijn Verhandeling over den Nederlandschen versbouw (1854) werd bekroond. In 1860 viel hem postuum de vijfjaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse letterkunde ten deel.

Werk:

Dichtstuk over den heldenmoed der Vlamingen tegen de Franschen betoond onder het bestuur van den graaf Guy van Danpière (1825);

Griekenland, lierzang;

Waterloo, kantate (1826);

De Gentsche vaderbeul (1839);

Vaderlandsche poëzy, 3 dln. (1840);

Antoon van Dyck, of De reis naar Italië (1841);

Godfried, of De godsdienst op 't veld (1842);

Natalia (1842);

Het klaverblad. Romancen, legenden, sagen (1848);

De zang van den Germaanschen slaaf (1848);

Gedichtjes voor kinderen (1849);

Nieuwe kindergedichtjes (1849);

Jacob van Artevelde (1859).