Inloggen

biografie: Simon Vestdijk

Simon Vestdijk [Harlingen 1898 – Utrecht 1971]

 

Simon was  het enige kind van de gymnastiekleraar Simon Vestdijk en Anna Mulder.

Tijdens zijn jaren op de plaatselijke HBS in Harlingen  werd Simon Vestdijk verliefd op een medeleerlinge. Deze jeugdliefde wordt in zijn literaire werk een terugkerend motief.

De laatste schooljaren bracht Simon in Leeuwarden door. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 inschreef als student in de medicijnen.

In 1918 debuteerde hij met een beschouwing ‘Gestileerde waarnemingen’ in een Amsterdamse studentenalmanak.

In 1926 nam een literair tijdschrift gedichten van hem op. In De Vrije Bladen verscheen bijdragen van zijn hand.

In 1927 legde Simon Vestdijk zijn artsexamen af, waarna hij tot 1932 als waarnemer in praktijken door heel Nederland werkzaam was.

Nog steeds niet zeker van zijn roeping studeerde hij in 1928 in Leiden korte tijd filosofie met als hoofdvak psychologie. Ook hield hij zich bezig met astrologie.

In 1928 maakte hij een reis naar Nederlands-Indië.

Na zijn terugkomst in Nederland begon Simon Vestdijk te dichten.

Vestdijk stopte met zijn werk als arts om zich geheel aan de literatuur te kunnen wijden. In 1932 volgde zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel ‘Verzen’ in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur was zijn ontmoeting in 1932 met Eddy du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum. In 1933 werd zijn eerste novelle ‘De oubliette’ uitgegeven. In hetzelfde jaar schreef hij ‘Kind tussen vier vrouwen’  waarin zijn jeugdliefde uitgebreid aan de orde kwam.  Geweigerd door de uitgever werd het boek de basis voor de eerste vier delen van de Anton Wachter-romans. Als eerste van die cyclus wordt in 1934 Terug tot Ina Damman uitgegeven .

Vanaf 1936 woonde Vestdijk tot haar overlijden in 1965 samen met Ans Koster-Zijp.

Vani 1938 tot medio 1939 was Vestdijk redacteur kunst en letteren van de NRC. In dezelfde periode werd hem de C. W. van der Hoogt-prijs toegekend voor zijn roman Het vijfde zegel.

In 1939 vestigde Vestdijk zich in Doorn, waar hij tot zijn dood bleef wonen.

In de jaren '40 - '50 leed Vestdijk aan ernstige depressies.

Van mei 1942 tot maart 1943 werd Vestdijk door de Duitse bezettingsmacht vastgehouden als gijzelaar in Sint Michielsgestel en Scheveningen. Tijdens zijn gevangenschap schreef Vestdijk door.

Van 1945 tot 1948 was hij redactielid van Centaur en criticus voor Het Parool.

In 1949 werd hij redactielid van Podium en medewerker van Het AD.

In 1951 ontving Vestdijk de P.C. Hooft-prijs voor 'De vuuraanbidders'.

In 1955 werd hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en ontving hij de Constantijn Huygens-prijs van de Jan Campertstichting voor zijn gehele oeuvre.

In 1957 werd hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs. In 1964 verleende de Rijksuniversiteit van Groningen hem een ere-doctoraat in de letteren.

Na de dood van zijn levenspartner Ans Koster-Zijp huwde Simon Vestdijk in 1965 met Mieke van der Hoeven, met wie hij een zoon (1967) en een dochter (1969) kreeg.

In 1971 werd hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze prijs in ontvangst kon nemen overleed hij te Utrecht.

 

Simon Vestdijk is één van de productiefste auteurs van Nederland. A. Roland Holst typeerde Vestdijk als een man 'die sneller schrijft dan God kan lezen'.