Met in zijn gang iets plechtstatigs, als van een verbannen keizer die in zijn ballingsoord met een mengeling van trots en weemoed het tableau van zijn roemruchte daden overziet, ijsbeerde hij zijn kamer op en neer. Hij was voor een beter leven geschapen, zoveel was zeker.
De onrust in zijn binnenste was zo sterk, dat hij alleen aan zee rust kon…
Mijn nicht bij wie ik in de tuin met Pasen zou kamperen wilde me nog gerust te stellen. Maar stel dat die zwijnen weer razend oprukken. Van konijnen restten nog een paar pluisjes. Ik belde haar over het drama Radio Kootwijk. En ja hoor zij woont in één van de achtendertig belegerde huizen. Ik zeg beste meid slaap jij dan wel met al dat gebonk geschuur…