Op eenmaal soms ontwaakt in mij,
Wanneer ik 't minst verwachte,
Van schoonheid en van poëzij
De wordende gedachte.
Een onbepaalde en zoete lust
Sluipt hart en aadren binnen,
Als werd ik in de droom gekust
Door een der Zanggodinnen.
Er ruisen tonen om mij heen,
En schone vormen zweven
In glanzig nevelwaas dooreen,
Die mij het hart doen…
.....en in de avond kwamen die mallotige, opgedirkte wagens voorbij op de snelweg naast mijn huis, met die zielige, kinderlijke figuren van dieren en die lallende, dronken mensen die tezamen een brevet van groot onvermogen betekenen en symboliseren in verhouding tot de echte kunst en de Schoonheid, tot de onovertroffen, eeuwige sterrenhemel, tot de…