‘….. en als je een boel paarden ziet, dan moet je links af.’
Het regende als een gek. Op de hoek van een weggetje stond een verzopen hitje, zoals die vroeger op de kermis de draaimolen rondtrokken. Het keek mij verloren aan, de lange haren over de ogen in natte strengen.
Ik stopte en keek om me heen. Er was inderdaad een mogelijkheid links af te slaan…
Hij woonde alleen in een klein arbeidershuis, ergens tussen twee grote boerderijen. Zijn grote genot was elke dag één krom pijpje te roken. En dat deed hij 's avonds bij het raam. Terwijl de oude boerenknecht tevreden dampte en pufte, genoot hij van het vriendelijke avondrood of keek hij met ontzag naar de zware, grijze wolken van de schemer.…